Voordat het Italiaanse regisseursduo Alessio Rigo de Righi en Matteo Zoppis ons terugvoert naar de 19e eeuw, zien we eerst een paar boeren die samenkomen in een lokale pub. De reeds oudere mannen klagen erover dat de televisie alle contact tussen de mensen heeft weggenomen. Allen hunkeren naar tijden waarin mensen elkaar verhaaltjes vertellen, al of niet waar. The Tale of King Crab is zo’n verhaal.
De persoon om wie alles draait is Luciano (Gabriele Silli). Een dokterszoon, maar helaas zit hij aan de drank, en denken de mensen dat hij gek is, sommige vermoeden zelfs dat hij een aristocraat of heilige is. Wat hij in ieder geval niet is, is de geschikte verloofde voor de herdersdochter Emma (Maria Alexandra Lungu) van wie de vader (Severino Sperandio) hoopt dat ze een betere partij vindt dan deze leegloper. Wie weet kan dat wel de prins worden die in de buurt woont, maar het draait anders uit. Het wordt zelfs zo tragisch dat de arme Luciano verbannen wordt naar het verre Tierra del Fuego. Hij neemt er de gedaante aan van een priester die hem heeft verteld dat er in een nabijgelegen meer een schat aan gouden munten te vinden is nadat een Spaans galjoen er is aangespoeld. Samen met een bende piraten – en dus onbetrouwbare lui- gaat de ontredderde man op zoek naar goud. Het enige wat hij moet doen is het spoor van een krab volgen, wat de titel van de film verklaart.
Alessio Rigo de Righi en Matteo Zoppis die eerder al de documentaire Il Solengo draaiden over een kluizenaar die 60 jaar lang in een grot in leefde toveren met hun langspeelfilmdebuut een parabel over een gelukszoeker en in 2021 de Grand Prix haalde op het Filmfestival van Annecy won.
In het eerste deel (De misstap van de heilige Orsio) is dat niet meer dan een zoektocht naar liefde en geluk, terwijl dat in het tweede deel (De klootzak van de wereld) er één wordt naar het materialistische geluk. Het enige wat de twee stukken met elkaar verbindt – behalve dan de stoïcijnse Luciano – is de natuur die altijd en overal de meester van de zaak is.
De filmstijl is in de twee stukken traag – wat geen synoniem is voor vervelend – waarbij elk beeld doet denken aan een schilderij van Caravaggio. Net zoals de Italiaanse schilder kiezen ook Alessio Rigo de Righi en Matteo Zoppis voor de licht-donker contrasten en wordt Luciano – in spe niet meer dan een Pallieterfiguur – bijna een heilige. Het is een eenvoudig verhaal dat zijn tijd neemt en vol hartzeer zit waarbij de dialogen soms als smartlappen worden gezongen wat het zielenleed alleen maar accentueert, en allemaal prachtig ondersteund wordt door de schilderachtige cinematografie van Simone D’Arcangelo.
In het tweede deel gaat het er nog chagrijniger aan toe. Luciano heeft al lang zijn dromen opgeborgen, en weet dat hij dat wie wil slagen in zijn leven daar alleen maar zelf voor kan zorgen. Vaak met een vijand – soms de mens dan weer de natuur – die achter iedere hoek loert en bij elke gelegenheid genadeloos toeslaat. Het kan bijna niet anders dat Hlynur Pálmason dit Italiaans meesterwerk zag alvorens hij begon aan Godland, want de visuele gelijkenissen zijn treffend, ook al is Werner Herzog nooit veraf en is de plaats niet voor niets Palacio Aguirre, wat een verwijzing is naar Aguirre, The Wrath of God waarin Klaus Kinski als Don Lope de Aguirre op zoek ging naar het mythische goudland El Dorado.
The Tale of King Crab is wel geen alledaagse cinema, maar ook zeker geen moeilijke, zeker niet voor wie zin heeft om zich te laten wegvoeren in een trip vol visuele schoonheid waarvan de mise-en-scène een bevreemdende toverachtige indruk nalaat.
GENRE: arthouse, drama
JAAR: 2021
REGISSEUR: Alessio Rigo de Righi, Matteo Zoppis
CAST: Gabriele Silli, Maria Alexandra Lungu, Ercole Colnago, Bruno di Giovanni, Giovanni Morichelli
LAND : ITALIE