Subscribe Now
Trending News

Blog Post

DE KEUZE VAN PATRICK DUYNSLAEGHER
PATRICK DUYNSCHLAEGHER (c) Film Fest Gent / Martin Corlazzoli
De keuze van

DE KEUZE VAN PATRICK DUYNSLAEGHER 

Wie Patrick Duynslaegher zegt, denkt meteen aan film. Patrick was van 1972 tot 2011 filmcriticus voor Knack, en dat op 19-jarige leeftijd als opvolger van Jo Röpcke. Gebeten door het filmvirus schoolde Duynslaegher zich eigenhandig bij door regelmatig naar het filmmuseum te gaan om er alle klassiekers te bekijken. De pen van Patrick Duynslaegher mag dan wel kritisch zijn, maar wordt door veel cinefielen in het huidig medialandschap vaak gemist. In 2011 verliet hij Knack om artistiek directeur van het Internationaal Filmfestival van Gent te worden. Patrick vond tijd om voor Fast Forward zijn keuzetips door te geven.

Patrick: “In plaats van de gebruikelijke favoriete films aller tijden (met onvermijdelijk titels die vaak in andere lijstjes zullen opduiken) heb ik gekozen voor een handvol films die ik lang geleden (soms bijna veertig jaar) heb gezien, die me altijd zijn bijgebleven en die ik nooit meer heb herbekeken, omdat het films zijn die wel het festivalcircuit haalden maar daarna vergeten werden, ook zelden worden vertoond, ook niet of moeilijk op dvd beschikbaar zijn of op streamingsplatformen te vinden zijn.


THE FAR SHORE (1976) JOYCE WIELAND

De Canadese Joyce Wieland (1931-1998) is een van de vele vrouwelijke regisseurs die absoluut de erkenning zou moeten krijgen die ze op basis van haar werk, en niet van haar sekse, verdient. De terechte faam die de vorig jaar overleden Michael Snow geniet als underground filmmaker (vooral op basis van het iconische Wavelenght uit 1967, een formalistisch 45 minuten lang zoom-experiment) contrasteert sterk met het schandelijk gebrek aan erkenning  van zijn jarenlange partner/echtgenote Joyce Wieland.

In The Far Shore vertelt Wieland hoe een jonge Frans Canadese vrouw (Celine Lomez) in het puriteinse Toronto anno 1919 vecht tegen de onverschilligheid en koelheid van haar omgeving, en een worstelende kunstenaar (Frank Moore) ontmoet dankzij wie ze haar pompeus en passieloos huwelijk vaarwel zegt.

In minder gevoelige handen had hetzelfde onderwerp kunnen vervallen in potsierlijke melodramatiek. Wieland die vroeger experimentele films draaide en ook schilderde en tekende, wist echter een prachtig romantisch klimaat op het doek te toveren. Ze brengt de ontvoogdings-en emancipatiestrijd die wat aan D.H.Lawrence doet denken, in beeld met de fijnzinnigheid en het compositorisch talent van de pre-Rafaëlieten. Wieland verzoent in haar meesterwerk de stille kracht van de stomme film met een avant-garde sensibiliteit en een soms subversieve kijk op thema’s als gender, cultureel nationalisme, kunst en natuur. Haar liefde voor het Canadese landschap blijkt uit elk beeld in deze meditatieve film die ook een hymne is aan de schoonheid van haar land. Sinds ik deze film in 1976 op het London Film Festival ontdekte, heb ik er nog zelden van gehoord, behalve in het programma van Cinémathèque Ontarioin Toronto.


BOLWIESER (1977) RAINER WERNER FASSBINDER

Bolwieser was oorspronkelijk een tweedelige tv-film van 200 minuten die nooit in de cinema te zien was maar waaruit Fassbinder en Juliane Lorenz een bioscoopversie van 112 minuten monteerden die pas in 1983 in België werd uitgebracht. Ik zag de lange versie op het festival van Locarno op vrijdag 12 augustus 1977 in Cinéma Kursaal, zo weet ik uit het programmabladje dat ik bijgehouden heb. Oorspronkelijk stond de Frans of Engels ondertitelde ingekorte bioscoopversie geprogrammeerd, maar die montage bleek op de valreep toch niet klaar te zijn en dan werd maar de tv-versie getoond, zonder onderschriften. De meeste mensen liepen meteen de zaal uit.

Toen 200 minuten later het licht weer aanging, bleven er nog maar een dozijn toeschouwers over, onder wie, helemaal achteraan in de zaal, Douglas Sirk en zijn vrouw Hilde. Ik had al een paar keer gesproken met Sirk, die aan het nabijgelegen Como meer woonde en een trouwe bezoeker van het festival was. Gevraagd naar zijn reactie op deze tv-film zei hij ‘I take my hat off to Mr. Fassbinder.’ Wat misschien niet zo verrassend is, want de tv-film Bolwieser is stilistisch de mooiste hommage die ooit aan de regisseur van All That Heaven Allows en Written on the Wind gewijd werd!

 Gebaseerd op de gelijknamige roman van Oscar Maria Graf, wordt Bolwieser soms de Beierse Madame Bovary genoemd. Elisabeth Trissenaar is te bewonderen als een sensuele vrouw die door haar overspel de ondergang bewerkstelligt van haar man, Bolwieser (gespeeld door Kurt Raab die ook voor de decors tekende), de stationschef in een gemütlich Duits stadje na de Eerste Wereldoorlog.

 Bolwieser is stilistisch een tour de force en visueel een van de aller geraffineerdste films van Fassbinder. De psychologie van de personages wordt volledig onthuld door de wijze waarop ze samengeperst worden in een decor vol tierelantijntjes, spiegels en doorkijkwanden, door een zeer beweeglijke camera geobserveerd worden en altijd gekneld zitten in verdrukkende composities, gevangen als ze zijn in de vergulde kooi van de kleinburgerlijke onderdanigheid die het nationaalsocialisme baarde.


A UN DIOS DESCONOCIDO (1977) JAIME CHAVARRI

In deze weemoedige karakterstudie keert een goochelaar van middelbare leeftijd terug naar het ouderlijk huis en de tuinen van Grenada waar hij zijn zorgeloze jeugd sleet en zijn seksualiteit ontdekte. De film opent met een flashback van de tragische gebeurtenis uit zijn jeugd die hem zijn leven lang bleef achtervolgen: de moord op de dichter Federico Garcia Lorca door de falangisten.

Een gedicht van Lorca wordt ook het leitmotief bij de dagelijkse routine in het bestaan van de protagonist, een homoseksuele man die nog steeds met heimwee terugdenkt aan een jeugdliefde, een onzekere vriendschapsband aanknoopt met een politiek gemotiveerde biseksueel en discreet het huwelijksaanzoek moet afwijzen van een weduwe met een zoon voor wie hij vaderlijke gevoelens koestert.

Anno 1977 toen gays in films hoofdzakelijk geridiculiseerd en gecriminaliseerd werden, was dit een uitzonderlijk genuanceerd portret van een homoman. En dan paradoxaal genoeg nog  afkomstig uit een land waar tot voor kort seksuele repressie heerste (de dictator Francisco Franco, leider van de fascistische organisatie Falange, zwaaide er meer dan dertig jaar, tot zijn dood in 1975, de plak). De fijngevoelige regie van Jaime Chavarri en de buitengewoon ingetogen vertolking van Héctor Alterio maken van A un dios desconocido een van de sterkste Spaanse films van zijn tijd. Je kan zelfs niet zeggen dat de film vergeten is: hij is nooit in het buitenland en buiten het festivalcircuit (ik ontdekte de film op het London Film Festival) echt bekend geweest.


WINTER KILLS (1979) WILLIAM RICHERT

In de jaren zeventig was het officieel programma van Cannes nog niet overladen en kon je nog ontdekkingen doen op de Marchéverspreid vele oude bioscopen in en rond de Rue d’Antibes. Zo heb ik daar in mijn vroege Cannes-jaren de eerste huivershockers van David Cronenberg ontdekt (Shivers, Rabid)de opkomende Australische cinema (Picnic at Hanging Rock van Peter Weir, Newsfront van Phillip Noyce, Breaker Morant van Bruce Beresford, Mad Max van George Miller) maar ook een vroege De Palma, Obsession. 

Ik heb er ook de heerlijk van de pot gerukte politieke satire Winter Kills gezien. In deze pre-internet prehistorie moest je een beetje op je gevoel afgaan om uit die vaak waardeloze commerciële pulp die ene parel te halen. Ik herinner me dat ik me liet verleiden door de poster in een van de dagelijkse trades. Het waren de namen van Richard Condon (schrijver van The Manchurian Candidate), chef-cameraman Vilmos Zsigmond, componist Maurice Jarre en de casting (Jeff Bridges, John Huston, Anthony Perkins, Eli Wallach, Sterling Hayden, Dorothy Malone, Ralph Meeker, Toshiro Mifune, Richard Boone….) die me over de brug haalden.

Van de debuterende regisseur, William Richert, had ik nog nooit gehoord (en hebben we later trouwens niet veel meer gehoord). En dan was er natuurlijk dat ongelofelijk sensationeel beeld van John Huston die bengelend aan een scheurende Amerikaanse vlag te pletter dreigt te storten. Een beeld dat trouwens perfect de comic strip sensibiliteit weergeeft van deze paranoïde thriller die rond de Kennedy-mystiek een uitzinnig byzantijns complot optrekt waarbij de patriarch (gebaseerd op Joseph P. Kennedy) zijn presidentszoon opoffert aan hogere financiële belangen.

Wat ik me ook meen te herinneren is dat Elizabeth Taylor er onaangekondigd in opdraaft, ze geen enkele dialoog opzegt maar je bij een close-up op haar lippen een welgemikte ‘fuck you’ kan lezen. Maar het kon ook ‘son of a bitch’ zijn, het was in ieder geval een ‘obsceniteit’ in de mond gelegd van de grootste oud-Hollywoodster uit die tijd.


UTOPIA (1983) SOHRAB SHAHID SALESS

De zelden vertoonde films van Saless blijven het best bewaarde geheim van de Neue Deutsche Welle van de jaren 1970. Geboren in 1944 inTeheran draaide Saless aanvankelijk films in zijn geboorteland maar kort na zijn tweede film, Stilleven uit 1974, vijf jaar voor de Khomeini revolutie, nam hij gedwongen de wijk naar Europa. Zijn volgende films draaide hij in de Bondsrepubliek. Ze horen tot het beste wat in dit stilaan legendarisch decennium (toch op filmvlak) werd geproduceerd. Helaas waren ze enkel te ontdekken op festivals; geen enkele van zijn films haalde bijvoorbeeld de Belgische bioscoop. De belangrijkste zijn In der Fremde (1975), de kroniek van het routineuze, eenzame bestaan van een Turkse Gastarbeiter; Reifezeit (1976), de Duitse titel slaat op de zuur verworven maturiteit van een tienjarige Berlijnse jongen die ontdekt dat de moeder die hij intens liefheeft aan de kost komt als prostituee; Tagesbuch enes Liebenden (1977), het schokkend Bressoniaans dagboek van een schizofreen (wat we pas aan het onthutsende einde te weten komen); Ordnung (1980), een empatische studie van een passieve oproerkraaier in een moderne wereld van geestelijke onderdrukking.

Zijn magnum opus is ongetwijfeld Utopia dat 198 minuten duurt, een buitensporige lengte, maar die drie uur plus zijn zeker uw volle aandacht waard. Net als in bijvoorbeeld Chantal Akermans Jeanne Dielman is de tijd een belangrijke factor in de fascinatie die van de film uitgaat. We krijgen een zeer nauwkeurige, meesterlijk uitgepuurde studie van vijf prostituees en hun pooier. De vrouwen hebben hun job in het bordeel Arena Club niet aanvaard om aan de armoede te ontsnappen, wel om het nodige geld te vergaren om uit hun dagelijks bestaan te kunnen ontvluchten en hun middenstandsideaal van een zorgeloos leventje onder de zon te kunnen realiseren.

Ze zijn evenzeer het slachtoffer van hun kleinburgelijke dromen als van de man die hen exploiteert. Saless ensceneert  op een strakke, nogal plechtige manier de vernederingsrituelen die ze in het somber gefotografeerd, beklemmend bordeel moeten ondergaan. Terwijl ze dromend van hun utopia buiten dit rendez-vous huis, alles lijdzaam incasseren (tot ze aan het einde bloedig wraak plegen), maakt hun genadeloze pooier van dit bordeel zijn utopia en laat hij als een keiharde zaken man orde en tucht heersen. Dit claustrofobische werk is meesterlijk in zijn detailtekening. Wie gevoelig is aan maximale expressie met minimale middelen, zal deze moeizaam voortschrijdende film gefascineerd uitkijken tot het bittere einde.

Ik zag deze film op de Berlinale van 1983. Het unieke van die vertoning in het oude Zoo-Palast was dat ze plaats had op een boogscheut van de plek waar Saless zijn camera had opgesteld: de hoerenbuurt rond het toen verloederde, door drugs geïnfecteerde treinstation Bahnhof am Zoo. Plotseling zag je in het grote festivalauditorium de vitrines waar je altijd langskwam op de weg van je hotel naar het festivalcentrum. Saless maakte nog een aantal films in Duitsland maar week in 1992 uit naar Chicago om er zijn familie te vervoegen. Hij overleed er in 1998 op 54-jarige leeftijd aan een chronische leveraandoening.

Related posts