
La Grande Illusion is bijna een eeuw oud, maar staat nog steeds geboekstaafd als één van de allerbeste (Franse) films ooit. Daar zijn veel redenen voor: het prachtige regiewerk van Jean Renoir, de uitmuntende cast en vooral het thema dat helaas voor altijd waarheid zal blijven: de grote illusie dat een wereld zonder oorlog niet kan. Het is dan ook geen toeval dat Renoir de film maakte in 1937, op de vooravond waarop de wereld voor een tweede keer in brand zou staan.
De tragische gevolgen van oorlog overstijgen alle klassen. Het staat buiten kijf dat wie goed bij kas zit andere en betere opportuniteiten heeft, maar uiteindelijk deelt iedereen in de miserie: het verdriet van gesneuvelden en het akelige beeld dat de wereld door dolgedraaide ideologieën geen aangename plaats meer is om te vertoeven.
Renoir weet dit beeld perfect te omkaderen door de hoofdrollen te geven aan vier mannen die elk van een ander slag zijn : de goedgemutste arbeider Maréchal (Jean Gabin), de gereserveerde aristocraat De Boeldieu (Pierre Fresnay), de rijke joods Rosenthal (Marcel Dalio) en de cabaretartiest Cartier (Julien Carette). Een verhaal dat Renoir overigens schreef met de Belgische Charles Spaak, broer van de invloedrijke socialistische politicus Paul-Henri Spaak.

De vier zitten in hetzelfde schuitje want ze komen in een krijgsgevangenkamp terecht onder leiding staat van Kapitein von Rauffenstein (een rol van Erich von Stroheim, een gevierde regisseur in de tijden van de stomme film). Renoir, die tijdens de Tweede Wereldoorlog zelf piloot was, gebruikt de setting van een burcht die dienst doet als gevangenis met een verhaal en waarin getoond wordt dat er in oorlog een humanistisch verband kan zijn tussen vriend en vijand. De gevangenen proberen wel een tunnel te graven om te kunnen ontsnappen, maar hoewel spannend (zeker op het einde toe) is La Grande Illusion geen avonturenfilm zoals later The Great Escape dat wel was.
De film die zijn titel ontleent aan het gelijknamige boek uit 1909 van de Britse journalist Norman Angell waarin de zinloosheid van oorlog onderstreept wordt, is een film over mensen. De Duitse kapitein is geen monster, maar een intelligente en ingetogen man die de regeltjes volgt, zonder er zelf sadistisch vertier in te hebben. De scène waarin hij een gevangene smeekt om zich over te geven zodat hij de trekker van het pistool niet moet overhalen, spreekt voor zich, net als het ontroerende en pakkende einde. Joseph Goebbels, de minister van propaganda in Nazi-Duitsland, beschouwde de film dan ook als “levensgevaarlijk” en ijverde ervoor dat de film niet vertoond raakte. Orson Welles daarentegen vond de film één van de beste ooit. De keuze tussen Welles of Goebbels is dan ook vlug gemaakt.
Naast Erich von Stroheim, die later ook nog zou schitteren in Billy Wilders Sunset Boulevard, is de ingetogen Jean Gabin de grote ster van de film. Hij was in Frankrijk dankzij Pépé le Moko reeds een grote vedette. La Grande Illusion is cinema op zijn best, kunst zonder dat het daar al te moeilijk voor moet doen, maar gewoon door menselijkheid te tonen. Het is misschien niet vanzelfsprekend voor een jonge generatie om terug te grijpen naar een film uit 1937 die het heeft over een oorlog zonder helden, toch zou het zonde zijn om de kans te laten liggen, al was het maar om het genie van Renoir te zien…
Genre: oorlogsdrama
Jaar: 1937
Regisseur: Jean Renoir
Cast: Jean Gabin, Marcel Dalio, Pierre Fresnay, Erich von Stroheim, Dita Parlo, Julien Carette, Gaston Modot
Land: Frankrijk
Speelduur: 114 minuten