In White Material van Claire Denis draait het om Maria, een Franse plantage-eigenares (Isabelle Huppert), in een land dat uiteenvalt door een gewelddadige burgeroorlog. Deze koppige Maria negeert waarschuwingen over een naderend rebellenleger met kindsoldaten en wil koste wat het kost de koffieplantage draaiende houden, ook al zijn de arbeiders op de plantage al gevlucht. Het is het verhaal van een vrouw die vindt dat zij daar op haar plek is, terwijl veel Afrikanen haar zien als een buitenstaander, een ongewenst overblijfsel van het Europese kolonialisme. Denis schreef het scenario van White Material samen met de Franse schrijfster Marie N’Diaye. White Material is een beklijvende en bij momenten rauw realistische prent waarin Isabelle Huppert alweer schittert in de rol van een harde, eigengereide, koppige en onderkoelde, sterke vrouw. Soit, een personage dat op haar frêle lijf is geschreven.
Isabelle Huppert werd in een bourgeoisfamilie geboren op 16 maart 1955 in Parijs. Haar moeder (Annick) was een hoogleraar Engels die bezeten was van piano en haar vader (Raymond) een CEO van een groot kluizenbedrijf. Ze bracht haar jeugd door in Ville d’Avray samen met haar drie zussen en haar broer. Isabelle volgt klassieke studies en behaalde haar Bac op 17 jaar. Daarnaast studeerde ze oriëntaalse talen aan de faculteit van Clichy. Aangespoord door haar moeder volgde ze ook het Conservatorium van Versailles (ze won er een prijs als beste actrice in Alfred de Mussets Un Caprice) en studeerde vervolgens aan het Conservatoire d’Art Dramatique in Parijs. Ze maakte haar filmdebuut in 1972 in Faustine Et Le Bel Eté van Nina Companéez.
Nog datzelfde jaar daagt ze op in Claude Sautets César Et Rosalie naast Romy Schneider en Yves Montand. Het is pas twee jaar later dat ze écht doorbreekt dankzij haar opmerkelijke vertolking van Jacqueline in Les Valseuses van Bertrand Blier. Haar populariteit is intussen onmetelijk en na een Amerikaanse doorbraak en zowat alle prijzen en belangrijke onderscheidingen te hebben binnengehaald, is ze momenteel een van de grootste actrices van haar tijd.
Ook haar privéleven loopt op wieltjes. Ze is sinds 1982 gehuwd met Ronald Chammah – hij regisseerde haar in 1987 in Milan Noir – en samen hebben ze drie kinderen. Over haar privéleven lost ze nooit een woord. Wij waren dus nog geen beetje fier dat we op de canapé mochten met La Reine du Cinéma Français.
Je werkte onder meer al samen met Jacques Brel, Olivier Gourmet, acteerde de spetters van het doek in Nue Propriété van Joachim Lafosse, was je op het FIFF van Namen ‘coup de coeur’ en samen met je dochter Lolita Chammah vertolk je – geflankeerd door Veerle Dobbelaere – de hoofdrol in Copacabana , een Belgisch-Franse coproductie die grotendeels in Oostende werd opgenomen. In Souvenir van Bavo Defurne ben je alomtegenwoordig. Heb je soms een boontje voor La Belgique?
Isabelle: Een uitgelezen boontje voor je land zou ik het niet direct noemen, maar het is opmerkelijk hoeveel goede acteurs, actrices en regisseurs er tegenwoordig afkomstig zijn uit België. Stuk voor stuk grote talenten. Mijn deelname aan Nue Propriétéwas niet bepaald omdat Joachim Lafosse een Belg is, maar omdat de rol van de moeder heel degelijk was uitgewerkt. Dergelijke filmpersonages die geen clichés zijn, trekken mijn aandacht: potige vrouwen en in het bijzonder kranige moeders, die vechten voor een territorium, een grondgebied, een eigenheid.
Was dat de reden waarom je de hoofdrol hebt aangenomen in White Material?
Isabelle: Ja, Maria is een koppige en taaie vrouw die er alles voor over heeft om haar koffieplantage te redden ondanks de miserabele en politieke beangstigende achtergrond. Dat noem ik een gros personage. Daarenboven is Claire Denis een vrouw uit één stuk. Ze weet wat ze wil. Ze is een eigengereide, intelligente en boeiende filmmaakster die rustig haar stempel drukt op de contemporaine Franse Cinema. Kortom, zij is een heel straffe madam. De plantage is een metafoor. Het verhaal van White Material is universeel en focust zich op menselijke drama’s. Haar eigenwijze visie op het kolonialisme is fascinerend. Maria is een vrouw met ballen en voor mij dus een heuse uitdaging om dit personage te incarneren. Ik hoop alleen dat ik uiteindelijk niet in herhaling val.
Op je 14de ging je al naar het Conservatorium. Wist je toen al dat je actrice wilde worden?
Isabelle: Alleszins niet bewust want ik ben er nog steeds van overtuigd dat ik een beroepsactrice ben geworden omdat ik in niets anders deugde (lacht). Ik ben opgegroeid in een verwend nest waar ik bovendien de jongste was. Aan mij werden er nooit eisen gesteld. Toen vond ik dat lekker meegenomen, maar eigenlijk is dat toch maar weinig pedagogisch verantwoord. Mijn broers en zussen blonken elk individueel in iets uit. Ik verveelde me, toonde voor niets interesse en maakte mezelf wijs dat te veel kennis eerder laagproductief werkt, dus werd ik maar actrice (puberaal gegiechel).
Il faut le faire: op je vijftiende debuteren in een film?
Isabelle: Eerlijk? Ik besefte toen niet eens wat ik deed. Uit pure onwennigheid hulde ik me in een soort vaagheid, die bovendien nog bleek aan te slaan. Best meegenomen. In La Dentellière bijvoorbeeld was mijn prestatie van een regelrechte quantité négligeable, maar toch was het publiek vertederd. Ik noem dat een combinatie van veel geluk en een goede casting. Ik straalde toen naïeve onschuld uit en dat was precies wat Claude Goretta zocht.
Met La Dentellière brak je wel internationaal door?
Isabelle: Inderdaad, maar ik ben ervan overtuigd dat ik pas van ‘acteren’ kan spreken vanaf Violette Nozière. Sedert die film ben ik uit die vaagheid gestapt en ben ik begonnen met mijn personages zelf in te kleuren. Doch ik heb alles te danken aan Claude Chabrol.
Wat maakt hem dan zo’n speciaal cineast?
Isabelle: Hij geeft me keer op keer een enorme artistieke vrijheid en dwingt me daardoor om diep over mijn personages na te denken. En dan heb ik nog niet zijn gedetailleerde precisie vermeld waarmee hij keer op keer te werk gaat. De mix van al deze aspecten stimuleert mijn creativiteit.
Gaat je voorkeur uit naar toneel of acteren in langspeelfilms?
Isabelle: Beide disciplines liggen me wel. Ik heb nooit een onderscheid gevoeld. Ik wou en wil zowel film als toneel blijven doen. Ik heb hoge toppen gescheerd met het soloproject 4.48 Psychose van Sarah Kane. Ik heb die krachtige en intense monoloog ook gedebiteerd op het podium van De Singel in Antwerpen. Dat was in 2003 als mijn geheugen me niet in de steek liet.
Inderdaad, ik was overigens aanwezig op die voorstelling.
Isabelle: Fantastisch. Ik zal dan toch een boontje hebben voor België zeker (lacht). Die opvoeringen hebben me echt deugd gedaan, hoewel veel mensen verbaasd zijn over het feit dat ik naast films ook op de bühne heel actief ben.
Je maakt af en toe een overstapje naar de States. Streef je op je sokken soms een Hollywoodcarrière na?
Isabelle: Hollywood heeft me artistiek weinig te bieden. Mijn Amerikaanse films zijn doorgaans très low-budget zoals I Heart Huckabees bijvoorbeeld. Omdat mijn moeder vlot Engels spreekt, kan ik ook aardig overweg met die taal en daardoor werd ik toen door Michael Cimino gevraagd om in zijn megaproductie Heaven’s Gate een rolletje te spelen. Ik heb niet toegehapt op basis van het feit dat het een monsterproductie was, maar om met de toen uitzonderlijk getalenteerde Michael te kunnen werken. Hij was op dat moment op zijn hoogtepunt. Hij had toch onder meer The Deer Hunter op zijn conto. Heaven’s Gate was een anti-Amerikaanse prent en ook dat trok me wel aan (lacht).
Je hebt de reputatie om heel selectief te zijn. Ben je daardoor bij Michael Haneke terechtgekomen?
Isabelle: Hij had me al eerder gevraagd voor Funny Games. Ik weigerde omdat het niet echt mijn ding was. Te theoretisch. Toen hij me vroeg om het script te lezen van La Pianiste hapte ik meteen toe. Wellicht omdat ik een fan ben van Elfriede Jelinek. Haneke is een groot regisseur, un vrai artiste, geloof me. Zijn mise-en-scènes zijn altijd verbazend krachtig. Mijn enige streefdoel is om de juiste regisseur te treffen. Tot nu toe is me dat altijd al gelukt. Ik heb wel nachtmerries over de dag dat ik te maken krijg met een slechte regisseur. Mijn gouden regel is: bij de juiste cineast bestaan er geen zware rollen, voilà.
Je bent door Esquire ooit gebombardeerd tot een van de meest begeerde vrouwen van de wereld. Gecharmeerd?
Isabelle: Heb je me al eens goed bekeken? Ik ben zeker geen seksbom (glimlachje) en door mijn kleine gestalte is het of ik niet besta. Iedereen kijkt altijd over me heen. Een gezonde dosis durf heb ik ook al niet. Conclusie: dank je Esquire, want zo’n compliment is wel echt heel egostrelend (knipoogt).