21 september is de dag waarop J.R.R. Tolkien De Hobbit uitbracht en ook het tijdstip waarop communisten de Volksrepubliek China uitriepen, maar het is ook de dag waarop Stephen King geboren werd. Niet alleen zijn de boeken van deze ondertussen 76-jarige auteur in zowat iedere boekenkast terug te vinden, ook is de schrijver nauw verbonden met de filmwereld. De Fast Forward-redactie blikt even terug op bekende en minder bekende verfilmingen van de man.
MISERY
In Misery, naar één van de vele bestsellers van pageturner-meesterverteller Stephen King, wordt een topauteur Paul Sheldon, het slachtoffer van Annie Wilkes, een geflipte borderline aficionado, die hem op gruwelijke wijze dwingt om haar favoriete romanpersonage weer tot leven te wekken. Regisseur Rob Reiner (de zoon van Carl Reiner en ooit ‘meathead’ in de maffe familieserie All in the Family) kreeg van the king of horror de toelating om Misery in 1990 te verfilmen na diens succesvolle adaptatie van Kings autobiografisch boek Stand by Me.
Reiner slaagt er desondanks het inhoudelijk relatief beperkt verhaal, met dank aan scenarist William Goldman, het boek heel sterk te counteren en de psychologische spanning – in de fnuikende vorm van een duister kammerspiel nota bene – tot filmische extremen op te drijven. Uiteraard mede dankzij de rasacteurs James Caan en Kathy Bates – zij beeldt de uitersten van waanzin perfect uit wat haar zowel een Golden Globe als een Oscar opleverde – die een meesterlijke pas de deux opvoeren die bovendien nauwelijks verholen, de persoonlijke trauma’s van King metaforisch reflecteren. (Marc Bussens)

DREAMCATCHER
Hoewel Stephen King de film prees als één van de beter adaptaties van zijn werk, neemt hij meer en meer afstand van het boek. En dat is te begrijpen. King schreef het boek toen hij herstellende was van een zwaar ongeval. Om de pijn te verzachten was hij tijdens het schrijven onder invloed van Oxycodone, een sterk verdovende opioide. Het is er aan te zien, want het incoherente plot is pure waanzin.
Het eerste deel start als een bloemlezing van de beste Stephen King-clichés om daarna over te gaan in wat je alleen maar als toilethorror kunt omschrijven. Alsof dat nog niet genoeg is, mondt alles uit in een Alien-invasie. Het verhaal bevat ook nog monsters genaamd “shitweazels” en een magische man met downsyndroom.
Dit alles zou volgens King een metafoor moeten zijn voor de strijd tegen kanker. De oorspronkelijke titel van het boek zou dan ook Cancer zijn geweest. De film neemt dit plot met momenten heel serieus, wat in fel contrast staat met de personages die rechtstreeks uit een stripboek lijken te komen. Nog vreemder wordt het wanneer die personages gespeeld worden door een absolute topcast met onder meer Morgan Freeman, Thomas Jane en Timothy Olyphant.
Het tweede uur van de film gaat beduidend trager, maar het blijft boeiend om te zien hoe ver de film van het spoor gaat. Dreamcatcher zit daarnaast ook nog eens tsjokvol onbedoelde comedy, zeker wanneer de film spanning probeert samen te laten gaan met meer boeren en scheten dan in een tienerkomedie. Goed kunnen we Dreamcatcher niet noemen, maar als je meegaat in zijn absurditeit, is het met momenten bijzonder amusant. Het is DE Stephen King-adaptatie om met een groep enthousiaste zatte vrienden te ontleden. Bouw er gerust een drankspelletje rond. (Joris Verpoest)

GERALD’S GAME
Wanneer een verhaal als onverfilmbaar wordt omschreven, zijn er twee opties: je neemt dit op als een onwrikbare waarheid óf je neemt dit op als een uitdaging. En laat het aan de moderne horrormeester Mike Flanagan over om net dat laatste te doen. De handdoek opnemend, vertaalde hij in 2017 Gerald’s Game naar één van de sterkste psychologische horrorfilms van het laatste decennium. Minimalistisch, isolerend en net daarom zo beklijvend, Gerald’s Game brengt een bloedrauw overlevingsverhaal die zelfs indruk kon maken op de King! (Bjorn Vandermarliere)
CUJO
Niet alles uit mijn jeugdjaren zijn blijvende herinneringen gebleven, maar uit de videotheekjaren herinner ik me wel dat de horror – vaak te vinden naast de porno – een apart vakje had voorbehouden aan Stephen King. Het hoe en waarom moeten we niet ver zoeken, King was nu eenmaal een naam die ook aansloeg bij mensen die maar weinig met het horrorgenre hadden. Het aantal King-verfilmingen was in de jaren 80 amper bij te houden. Dat is nooit veranderd, maar in de jaren 80 stond dit wel garant voor een bioscooprelease en bijgevolg ook een hit.
Zeggen dat ze aan de lopende band met zeer wisselende resultaten werden gedraaid is dan ook geen understatement. Een van die vele films was Cujo over een Sint-Bernardshond die in de neus gebeten wordt door een vleermuis en aangestoken door hondsdolheid een waarachtig monster wordt. King gaf later toe dat hij het boek schreef tijdens zijn alcoholverslaving en dat zich niet eens meer kan herinneren dat hij er ooit aan bezig was. Wat King wel wist is dat hij sterk onder de indruk was van de animal attack-film Alligator uit 1980 en daarom Lewis Teague als regisseur wilde. Cujo verscheen in dezelfde periode van – het veel betere – Christine van John Carpenter.
Het grote probleem is niet alleen de televisiefilm-vibe van de film, maar ook het feit dat een Sint-Bernardshond er niet angstaanjagend uitziet, zelfs al smeer je hem in met aardebeienconfituur. Dat had men ook op de set begrepen, want voor sommige scènes werd gewoon een Rottweiller ingeschakeld. Cujo is zonder meer matig, maar genietbaar en sowieso blijft het altijd leuk om Dee Wallace – de moeder uit E.T. The Extra-Terrestrial – aan het werk te zien.

THINNER
Doet Richard Bachman niet meteen een belletje rinkelen? Het is namelijk King’s pseudoniem waaronder hij enkele boeken heeft uitgebracht. Één van deze boeken, waarvan ook een film is gemaakt, is Thinner. Een ietwat vergeten horrorfilm, maar eentje die zeker nog eens in de schijnwerpers mag staan. Wanneer de veel te dikke advocaat Billy Halleck een aanvaring heeft met een gipsy wordt hij vervloekt en verliest hij aan een sneltempo gewicht. Laat je meeslepen in een film die maar al te graag de gulzige maatschappij waarin we leven volgens King laat zien. De auteur heeft uiteraard een kleine cameo in deze film. Spot jij hem? (Bjarne Meskens)
DOCTOR SLEEP
Stephen King schreef 36 jaar na zijn succesroman The Shining een vervolg, Doctor Sleep, dat natuurlijk zijn eigen verfilming kreeg. Danny Torrance (Ewan McGregor) is volwassen geworden maar is niet ongeschonden uit het Overlook Hotel gekomen: hij is een alcoholische nietsnut die toch probeert om zijn leven op het rechte pad te krijgen door in een bejaardentehuis te gaan werken als onderhoudspersoneel. Tussendoor maakt hij kennis met Abra Stone, een meisje met een nog grotere gave in “het licht” dan hemzelf.
Zij wordt achtervolgd door Rose The Hat, een figuur waarmee King één van zijn betere en meer intrigerende slechteriken wist te scheppen en ook in de film stelt het personage niet teleur: ze wordt op magistrale wijze vertolkt door Rebecca Ferguson (Dune, Life, The Greatest Showman) die de film naar een hoger niveau weet te tillen. De film is daarnaast ook een hommage aan The Shining – de verfilming van Stanley Kubrick die King zelf niet te pruimen vond – en is met momenten een feestje van herkenning. Maar zelfs als je The Shining nooit gezien hebt, is dit een film die het bekijken meer dan waard is. (Evelyne D’Hoker)

YOU CAN’T KILL STEPHEN KING
Als één van de programmatoren van het Razor Reel Flanders Film Festival (de volgende editie loopt van 26 oktober tot 4 november 2023 in Brugge ) kon ik niets anders dan hier stiekem een film aan toevoegen die we destijds vertoond hebben op ons festival en nadien zelfs op dvd uitbrachten. You Can’t Kill Stephen King is geen adaptatie van één van King’s pageturners, maar haalde de mosterd wel bij de horrormeester.
De zussen Monroe (Monroe Mann) and Hilary (Crystal Arnette) erven namelijk een huisje aan een meer waar ook Stephen King een buitenverblijf zou hebben en willen per se de auteur ontmoeten. De verre van vriendelijke buurtbewoners ontkennen echter stellig dat King er een eigendom heeft. De zussen houden voet bij stuk en zoeken verder, maar als er steeds meer doden vallen en alle overlijdens sterke overeenkomsten vertonen met doodsoorzaken uit King’s thrillers, dan slaat de angst toch toe. (Raf Geusens)
APT PUPIL
Bryan Singer verfilmde in het begin van zijn carrière de novelle Apt Pupil, bij ons bekend als De Leerling. Het was een onderdeel van de verhalenbundel van vier seizoenen die uitgebracht werd in 1989. In de hoofdrol als tiener zien we een talentvolle jonge acteur, Brad Renfro (Ghost World), die helaas op een veel te jonge leeftijd is overleden. Zijn tegenspeler is niemand minder dan Ian McKellen als Arthur Denker of Kurt Dussander. Een oorlogsmisdadiger. Beide acteren bijzonder sterk en als we nu nog terug denken aan de “marcheerscène” komen onze haren nog steeds recht. De film toont de transformatie van een A+ student naar een gruwelijke moordenaar. Misschien een minder bekende en atypische Stephen King-verfilming maar daarom niet minder belangrijk. In de soundtrack horen we muziek van Richard Wagner en het mooie nummer Das ist Berlin. (Dimitry Warmoes)