Filmlegende Lord Richard Attenborough of Our National Treasure, zoals de Britten hem noemen, heeft in feite geen introductie nodig. Deze one-man British film industry zou dit jaar honderd zijn, mocht hij natuurlijk niet negen jaar geleden zijn overleden. Hij heeft als regisseur twaalf uitstekende films op zijn naam waaronder Oh! What a Lovely War, A Bridge Too Far, Cry Freedom en de met acht Oscars-bekroonde Ghandi. En als acteur staan er bijna tachtig prenten op zijn conto. Bovendien werd hij bedolven onder prijzen (twee Oscars, twee Golden Globes en vijf Bafta’s), was hij voorzitter van de BAFTA (de academie van film en televisiekunst die jaarlijks de Britse Oscars toekent), goodwill ambassadeur van Unicef, lid van het Hoger Huis voor de Labour Party, heeft hij een onuitputtelijke lijst adellijke en academische eretitels op zak en is hij ook nog eens de broer van die andere beroemde Attenborough, de bioloog en BBC-documentairemaker David.
Wie zich bij Lord Attenborough een vervelende aristocratische oude brompot voorstelde die het leven voor bekeken hield en met wat snuif in de behaarde neusgaten mokkend van jetje gaf tegen zijn omgeving of met weemoed in de ogen misnoegd terugblikte op zijn loopbaan, heeft het grondig mis. Tijdens ons gesprek trekt hij onverwachte registers open. Hij praat ontzettend enthousiast over zijn filmcarrière en zijn sociaal/politiek werk, zwaait met lof over zijn collega’s en vroegere crews, wordt emotioneel als hij het heeft over zijn liefhebbende echtgenote en zijn drie kinderen en daarenboven beschikt hij over meer dan een gezonde dosis typische Britse humor. Zijn vrienden beschreven hem als een toegewijde, liefhebbende en aangename man en noemden hem treffend Dickie. Voor ons is het Lord Richard Attenborough.
In het kader van het feit dat de befaamde Lord dit jaar een eeuw oud zou zijn, blikken we terug op deze iconische persoonlijkheid aan de hand van ons exclusief interview dat we, onder het nippen van een real Britsh afternoon tea, met hem hadden in Londen, en waar de items Ghandi, Steven Spielberg, politiek en Closing the Ring, zijn allerlaatste film, zo bleek achteraf, onder de loep werden genomen.
Je hebt meer dan twintig jaar moeten vechten om Gandhi te kunnen realiseren, over optimisme gesproken.
Richard: Ik ben zelden depressief. Mijn leven is één optimisme. Ik ontwaak dagelijks met het gevoel dat het alweer een fantastische dag wordt die me uitdaagt om ontelbare dingen te ondernemen die me voldoening hunnen geven. Ik ben een boringly happy man (uitbundige lach). Volgend jaar ben ik 60 jaar gelukkig getrouwd, ik heb 3 gehuwde kinderen en 7 kleinkinderen. Het leven is verrukkelijk, voortdurend opwindend en positief provocerend. Als het anders was, zou ik nooit Gandhi hebben gemaakt. Voor deze film heb ik 22 jaar hard labeur geleverd en in ontelbaar slechte films gespeelt. Dat was de enige manier om voldoende geld in te zamelen om het Gandhi-project tot een goed einde te brengen (glimlacht).
Voor Gandhi won je van de acht verzilverde Oscars er zelf twee, een voor Beste Film en een voor Beste Regisseur. Heeft dat je leven en carrière verandert?
Richard: Bekroond worden met een Oscar is een exquis maar persoonlijk evenement en een hele eer omdat het wordt uitgereikt door collega’s met wie je werkt. Om die reden heeft deze onderscheiding ook een grote credibiliteit. Wie beweert dat een Oscar hem Siberisch laat, is een grote leugenaar. De commerciële impact van een Oscar is ontzettend. De ceremonie wordt wereldwijd door ongeveer 400 miljoen mensen bekeken. Geloof mij, er is geen enkele filmmaatschappij die een vergelijkbaar budget kan uittrekken voor om het even welke film te promoten.
Het is ongetwijfeld door de Oscars dat Gandhi is uitgegroeid tot zo’n gigantische blockbuster. En de geruchten dat de Oscaruitreiking een oneerlijk, opgezet en een corrupt boeltje is, strookt niet met de werkelijkheid. De stemming verloopt eerlijk en plichtsgetrouw. Niemand weet het palmares vóór de eigenlijke bekendmaking. Ik was diep aangeslagen (ademt amechtig)…het was een onvoorstelbare belevenis. Ik geloof geen sikkepit van collega’s die pretenderen dat een Oscar waardeloos is. Mijn Oscars staan niet onbeduidend in het toilet of in het rommelhok, maar keurig, opgeblonken en op een opvallend plekje in mijn kantoor (lacht en knipoogt).
Je komt over enkele weken persoonlijk naar het Filmfestival Gent als Unicef-ambassadeur. Weet je dat Sir Ben Kingsley (hij vertolkte Gandhi en kreeg er een Oscar voor, nvdr) je daar een Honory Award zal overhandigen?
Richard: Oh, how lovely, we zijn verknocht aan elkaar en nog steeds innige vrienden. Het is wel verrassend om na meer dan twintig uit de handen van Gandhi ‘himself’ een ere-onderscheiding te mogen ontvangen (lacht). Ik kijk er wel nieuwsgierig naar uit.
Zal het je eerste bezoek aan België worden?
Richard: Ik ben wat verlegen om het toe te geven, maar ik ben nog nooit in Flanders geweest. Als excuus kan ik inroepen dat ik het Filmfestival van Gent wel degelijk al jaren ken.
Je films reflecteren duidelijk je politieke en sociale background, niet?
Richard: Absoluut. Ik kom uit een – with a small l zoals we in Engeland zeggen – liberaal, links gezinde familie. Mijn vader was een van de stichtende leden van de labour party. Mijn ouders waren politiek actief tijdens de Spaanse burgeroorlog. Mijn moeder betoogde publiekelijk tegen het Franco-regime en ontfermde zich over vijftig kinderen uit verscheurd Baskenland. Aan het begin van WO II adopteerde mijn moeder ook twee Joodse vluchtelingen die bijna naar een concentratiekamp werden getransporteerd. Mijn twee broers en ik groeiden in die periode op in het aangename gezelschap van twee leuke zusjes. Ik heb goede herinneringen aan die tijd. Mijn background is doordesemd van altruïstische betrokkenheid en deze emotionele herinneringen koester ik passioneel. Als je het geluk hebt om in een dergelijk rijk en ruim geëngageerd gezin op te groeien, is het je queeste om dat op latere leeftijd te delen met anderen. Ik ben geen auteur, schilder, componist of een intellectueel – ik keerde trouwens met veel genoegen de school de rug toe op m’n 16de – maar een regisseur die via een aantal films zijn indiepe emoties en oprecht sociale, humane betrokkenheid probeert uit te drukken.
Vandaar ook je gedrevenheid als goodwill ambassadeur voor Unicef?
Richard: Sedert ik Gandhi in 1992 realiseerde, ben ik onafgebroken actief en buitengewoon gemotiveerd aan de slag geweest als Unicef-ambassadeur. Ondertussen heb ik bijna de ganse wereld rondgereisd en kan ik je verzekeren dat het een uitermate belonend en voldoening gevende roeping is. Een menslievende opdracht die een belangrijke plaats in mijn leven heeft ingenomen (een bevestigende hoofdknik).
Je bent zowel acteur, producer als regisseur. Een uitgelezen voorkeur voor een van deze disciplines?
Richard: Gelet op mijn hoofdbezigheid de laatste twintig jaar, is het duidelijk dat ik regisseren verkies boven al de rest. Maar omdat ik streef naar absolute tevredenheid en iedere film me persoonlijk nauw aan het hart ligt, ben je bijna verplicht om zelf ook als producer te fungeren. Als een film mijn handtekening draagt, wil ik daar de volledige verantwoordelijkheid voor dragen en zekerheid hebben dat hij niet wordt verknoeid door bijvoorbeeld slordige montage of budgetproblemen. Als regisseur heb je vaak een tevreden gevoel over het eindresultaat, als acteur heb je dat minder omdat er zo veel kan misgaan door oncontroleerbare externe factoren.
Toch maakte je in 1952 deel uit van de originele cast van Agatha Christie’s The Mouse Trap. Beschaamd of trots?
Richard: You are a monstrous man (lacht uitbundig). Heel trots zelfs. Het is niet bepaald het beste toneelstuk van de vorige eeuw, maar tijdens de opvoeringen van The Mouse Trap heb ik wel mijn latere echtgenote (actrice Sheila Slim nvdr.) ontmoet. Gedurende de eerste twee jaar van deze overigens nog steeds lopende succesrijke theaterproductie, stonden Sheila en ik samen op de bühne en nooit hebben wij voor een leeg zitje gespeeld. Merkwaardig en deugdzaam tegelijkertijd. Ik heb buitendien ook het geluk gehad om meermaals met Agatha Christie van gedachten te kunnen wisselen. Zij was een briljant thrillerauteur, een verrukkelijke dame en altijd opmerkelijk lief en enig charmant voor ons.
Je vertolkte de frappante rol van pretpark-biljonair en megalomane wetenschapper John Hammond in twee Jurassic Park-films. Hoe verliep de samenwerking met Steven Spielberg?
Richard: Hij is filmisch extreem begaafd en ongetwijfeld een van de meest voorname persoonlijkheden uit de Engelssprekende gemeenschap. Hij is een fantastisch regisseur. De inventieve manier waarop hij met zijn acteurs omgaat, is uniek. Hij weet heel nauwgezet wat hij wil en slaagt er vernuftig en wonderwel in om dat telkens uit je te halen. Hoe hij het doet is me een compleet raadsel, noem het authentieke genialiteit. Onze samenwerking verliep op wieltjes.
De Jurassic Park-films zijn de meest populaire successen uit mijn carrière denk ik en dat is natuurlijk lekker meegenomen, alhoewel The Great Escape misschien wel even goed scoorde aan de box office. Met Spielberg een film draaien is een sensatie. Als hij me mocht vragen om in een van zijn volgende prenten zelfs off screen, een telefoonboek voor te lezen, dan nog zou ik enthousiast toehappen (lacht). We zijn trouwens heel goede vrienden en op regelmatige tijdstippen bezoek ik hem in Los Angeles of genieten we samen hartelijk van een heerlijk kopje thee in Beaver Lodge (het pittoresk Queen Anne-landgoed van Lord Attenborough, nvdr).
In 1978 was je toch officieel gestopt met acteren. Waarom stemde je alsnog vijftien jaar later in met een terugkeer als acteur in de eerste Jurassic Park?
Richard: Zoals ik daarnet al zei, ben ik een groot bewonderaar van Steven Spielberg. Ik heb het altijd jammer gevonden dat Gandhi de Oscar voor Beste Film won in plaats van zijn E.T.: The Extra-Terrestrial. Ik vind die film een meesterwerk die ten onrechte slechts vier Oscars won en niet eens in de belangrijkste categorieën. Ik voelde me hierover wat schuldig en als wederdienst kon ik niet anders als toezeggen toen hij me vroeg voor een belangrijke rol in Jurassic Park (lacht). Weet je dat Spielberg me toen persoonlijk heeft gevraagd om zijn assistent-regisseur te zijn bij het draaien van Schindler’s List. Dat zou op de set een hereniging hebben betekent met mijn Ghandi-vertolker Ben Kingsley, doch uiteindelijk had Steven me niet nodig, want ik was tenslotte pas gevraagd als invaller omdat hij het op dat moment veel te druk had omdat hij bijna simultaan zowel Jurrasic Park als E.T. aan het draaien was. Steven is een waar fenomeen (lacht).
Wat is jouw beste film als cineast?
Richard: Ik ben het minst beschaamd over Shadowlands omwille van het sterk ensemblewerk van het ganse concept en in het bijzonder voor het onvoorstelbaar knappe script van William Nicholson. De acteerprestaties van Anthony Hopkins en Debra Winger waren briljant.
Wie is je grote voorbeeld als acteur?
Richard: Mijn absolute mentor was zonder twijfel Edward G. Robinson. We leerden elkaar kennen toen ik in Flying Training Command was begin jaren veertig en enkele jaren later had ik het geluk om hem te flankeren in John Boultings WO II-prent met als ironisch toepasselijke titel Yourney Together. Hij was niet alleen een formidabel acteur, maar bovendien een innemend en adorabel persoon. Zijn invloed op mij was groot. Hoewel ik ook heel close was met regisseur Noël Coward en legende Sir Laurence Olivier, was Eddy (Edward G. Robinson, nvdr.) beslist the greatest.
Je hebt gediend in het leger?
Richard: Yes, sir (lacht). Ik was in dienst bij de Royal Air Force tijdens de Tweede Wereldoorlog en diende in de filmeenheid. Ik nam deel aan verschillende bombardementen boven Europa en filmde de actie vanuit de positie van staartschutter. Spectaculaire periode (fronst de wenkbrauwen).
Weet je dat je de laatste veteraan uit de Tweede Wereldoorlog bent die een Oscar heeft gewonnen als Beste Regisseur?
Richard: Goh, is dat zo (verbaasde blik). Oké, daar ben ik dan wel dubbel trots om (grinnikt).
Acteur Dirk Bogarde portretteerde Generaal Browning in je film A Bridge Too Far uitgelezen controversieel. Waarom?
Richard: Oei, nu raakt je wel een van mijn stokpaardjes aan (diepe zucht). Ik heb nooit begrepen waarom er toen zo’n controverse was over onze karakterisering van de bewuste generaal. Zelfs verschillende vrienden van de overleden generaal suggereerden dat, als Browning in 1977 nog had geleefd, ze me als regisseur en mijn scenarist William Goldman, zouden hebben aangeklaagd wegens smaad. Waarom, weet ik echt niet.
De film vertelt het waargebeurde verhaal van Operatie Market Garden dat in 1944 effectief is gebeurd in Nederland. De geallieerden probeerden toen verschillende strategisch belangrijke bruggen in Arnhem te veroveren in de hoop de Duitse linies te doorbreken. De Slag om Arnhem, een van de meest dramatische veldslagen van WO-II, was even gedurfd als noodlottig. Alles in mijn film is historisch correct na uitvoerige en lange voorbereidende studies, uitgevoerd door een speciaal door mezelf samengesteld team. Ook de fel bekritiseerde beslissing die generaal Browning als relatief prillebevelhebber van de eerste luchtlandingsdivisie, nam om maar achtendertig vliegtuigen in te zetten om zijn korpshoofdkwartier tijdens de eerste dropping te verplaatsten, is integraal conform aan de feiten zoals ze zich daar hebben voorgedaan. Amerikaans generaal en ervaren bevelhebber James Gavin van de Amerikaanse luchtlandingsdivisie, had trouwens ook hevige negatieve kritiek op Browning zijn tactieken en beslissingen in die specifieke en heel belangrijke operatie. Soit, het feit dat noch ik, noch William Goldman, uiteindelijk nooit daadwerkelijk zijn aangeklaagd, zegt genoeg.
Als regisseur haal je telkens geweldige prestaties uit je cast, Ben Kingsley als Ghandi, Anthony Hopkins in Shadowlands in de rol van Jack Lewis en Robert Downey Jr in Chaplin, akkoord?
Richard: Dank je voor het compliment (glimlacht). Een van de beste levende acteurs op de planeet is beslist Tony Hopkins, hoewel als er iemand is die Tony kan evenaren, dan is het Robert Downey Jrwel. Ik zat in het kantoor van mijn agent in LA te praten over de casting van Chaplin, toen de deur openging en een jongen met gitzwart haar, zware ringen om de vingers en gehuld in een zwartlederen jekker, die directief tegen me zei “Mr Attenborough, mijn naam is Downey en ik ga Chaplin spelen”. Robert kan dansen, zingen en speelt prachtig piano en dan bedoel ik Mozart en Haydn-sonates. En hij kan zichzelf wonderwel transformeren, misschien wel meer dan Tony eigenlijk.
Ik vernam wel dat je tijdens de opnames van je biopic over Chaplin, heel wat bijkomende moeilijkheden had met Robert Downey Jr. Waar of niet?
Richard: Wat journalisten tegenwoordig toch allemaal te weten komen (lacht). Nee, serieus: ja, dat was inderdaad een moeilijke periode. Robert kon soms vreselijk in de fout gaan omdat hij makkelijk op een zijspoor raakte zonder de logica van de regisseur te begrijpen. Ik heb meerdere keren met hem gesproken toen hij in de gevangenis zat voor zijn verschrikkelijke verslaving aan heroïne en cocaïne en omdat hij werd betrapt op bezit van drugs. Zijn zelfbeheersing met betrekking tot dit alles was hartverscheurend. Hij had natuurlijk zijn niet zo positieve opvoedingsachtergrond in zijn rugzak steken. Ik moet wel onderstrepen dat hij ons tijdens de opnames van Chaplin nooit echt in zware problemen heeft gebracht. Maar we moesten hem wel bijzonder scherp in de gaten houden in zijn trailer, niet omdat we hem wilden bespioneren, maar om hem te helpen, omdat hij zo vatbaar was voor drugsverleiding. Het was soms pijnlijk om zien hoe hij vocht om toch niet te recidiveren. Maar hij heeft het uiteindelijk toch gered in het leven en in zijn professionele carrière door te blijven vechten en talrijke verblijven in ontwenningsklinieken. Omdat Robert uiteraard ook Chaplin vertolkte op oudere leeftijd, moest hij voor die scènes telkens vier uur in de make-up-stoel plaatsnemen. Hij mopperde hierover nooit. Ook niet toen bleek dat ik de meeste van die scènes in de uiteindelijke versie had weggeknipt (lacht). In se is Robert eigenlijk wel een schat en een lieve jongen.
Je begint binnenkort met de opnames van je nieuwe film Closing the Ring. Wat is het verhaal?
Richard: Het is een heel warmhartig en romantisch liefdesdrama over een jongeman die op zoek gaat naar de juiste eigenaar van een trouwring die toebehoorde aan een Amerikaanse bommenwerper uit W0-II die op 1 juni 1944 neerstortte in Belfast, Noord-Ierland. Een warm liefdesverhaal ten tijde van het Pearl Harbor-massaker.
Je hebt klasbakken als Shirley MacLaine, Christopher Plummer en Pete Postlethwaite kunnen strikken voor de hoofdrollen, zonder problemen of was het knokken om deze sterren te casten?
Richard: Oorspronkelijk had ik voor Closing The Ring, naast Shirley, ook Dennis Hopper en Peter O’ Toole in m’n gedachten. Doch de twee mannen konden zich niet vrijmaken. De volgende acteurs op mijn verlanglijstje waren Christopher en Pete en die casting is eigenlijk zonder probleem verlopen. Dit trio was onmiddellijk bereid, nadat ze het scenario hadden gelezen uiteraard, om in het project te stappen. We moesten wel wat heen en weer schipperen om een periode te vinden die voor iedereen uitkwam, maar het is uiteindelijk toch gelukt.
Ik ben heel tevreden dat ik die jonge acteurs heb kunnen strikken die de hoofdpersonages in hun jongere versie zullen vertolken. Ik kijk er verlangend naar uit om niet alleen met de steracteurs, maar ook met Mischa Barton,Gregory Smith en John Travers, allen piepjong en weinig ervaren, te kunnen en mogen werken. Jong bloed, zorgt meestal voor een meer contemporaine sfeer op de set en dat zal wel heel welkom zijn blijkbaar want volgens de prille protagonisten heeft Closing the Ring een wat ‘ouderwets’ verhaal, althans dat lieten de jonge acteurs me wel al heel duidelijk verstaan (lacht). Benieuwd hoe de opnames zullen verlopen al ben ik razend enthousiast om snel uit de startblokken te schieten.
Al projecten na Closing the Ring in voorbereiding of in gedachten?
Richard: Jawel, er zitten al enkele mogelijkheden in de pijplijn. Welke eerst aan bod zal komen, is voorlopig nog niet duidelijk, maar ik ben er volop mee bezig. Je begrijpt dat het nu nog wat vroeg is om daar al dieper op in te gaan.
Glimmende auto’s en voetbalclub FC Chelsea zijn naar verluidt je twee uitgesproken hobby’s. Correct?
Richard: Ik ben inderdaad nogal verslingerd aan mijn Rolls Royce. Het is geen bolide maar ik tuf al een kwarteeuw rond in mijn double R-karretje en dat zint me wel (grinnikt). Je zou misschien denken dat ik geïnteresseerd ben in godsdienst of cinema maar niets is minder waar, voetbalclub Chelsea is het enige wat me écht boeit (lacht). Ik ben trouwens voor het leven de vicevoorzitter van FC Chelsea. Ik volg hun wedstrijden en activiteiten op de voet. De club is vorig jaar opgekocht door een Russische tycoon en dat creëert nieuwe perspectieven. Hun toekomst ziet er goed uit.
Slechts een klein kransje stervelingen mag worden aangesproken als Lord. Je gaat wellicht prat op deze nobele titel?
Richard: Wat denk je (lacht). Ja, ik werd in ’93 Lord, niet om politieke redenen, maar omwille van mijn verdienstelijke prestaties in de cinema. Precies deze validatie vind ik fantastisch. Bovendien ben ik verheugd te mogen zetelen in de House of Lords. Ik mag bijgevolg participeren in de debatten waar de ultieme beslissingen over mijn land worden genomen. Door mijn drukke andere activiteiten maak ik echter te weinig tijd vrij voor deze importante bezigheden.
Je bent inderdaad The British National Treasure, niet?
Richard: (lacht omstandig) Ik noemde je al een monster, maar je bent gewoon verschrikkelijk (hoofdschuddend al glimlachend).
Dank je, Lord Attenborough.