Een introductie hoeft de in Blackburn geboren producent, scenarist en filmregisseur Michael Winterbottom eigenlijk niet meer. Sinds deze jong ogende en onvoorstelbare snelprater in 1995 met zijn zwarte lesbokomedie Butterfly Kiss de goegemeente tegen de schenen schopte, realiseerde hij maar nog een berg andere films. Ondanks dat tempo is zijn oeuvre van niveau en thematisch gezien extreem uiteenlopend. Een fraaie romanverfilming (Jijde), een pakkend oorlogsdrama (Welcome To Sarajevo), een western (The Claim), een energieke rockumentary (24 Hour Party People), een authentieke semi-documentaire (In This World), een sciencefictionfilm (Code 46) en een grensverleggende, schroomloze seksuele relatiestudie (9 Songs). Hij schuwt geen genre of controverse en wordt een van de meest interessante Britse filmers van zijn generatie genoemd.
Wij hadden tijdens het Filmfestival van Rotterdam een uitvoerige gesprek met de Britse indiefilmer over zijn nieuwe visionaire prent Code 46, zijn veelzijdig oeuvre, het belang van muziek in zijn werk, de migrantenproblematiek en nog veel meer.
Vanwaar die buitengewone productiviteit en ontzettende verscheidenheid?
Mijn productiviteit wordt te veel gehypet. Ik neem gewoon minstens één film per jaar op, toch niet zo overdreven veel, niet? Ik neem nooit vakantie want mijn tijd kan ik nuttiger gebruiken om het budget voor mijn volgende film rond te krijgen. Kan ik het helpen dat er tegelijkertijd en voortdurend diverse projecten door mijn hoofd spoken (lacht).
Wanneer en hoe kreeg je de filmmicrobe te pakken?
Mijn moeder was als lerares voortdurend begaan met mijn literaire opvoeding. Toen ik ongeveer 15 jaar was vond ze de tijd rijp om me naar de plaatselijke bibliotheek te sturen. Daar exploiteerde men ook een bescheiden artfilmclub die voor zijn stevige programmatie net een prijs had gekregen. Om deze heuglijke gebeurtenis de nodige luister bij te zetten organiseerden ze een minifilmfestival in het teken van de nieuwe Duitse cinema.
Films van Fassbinder en Herzog waren toen dé publiekstrekkers. Uit pure nieuwsgierigheid stapte ik een van de zaaltjes binnen. Er werd 16 mm geprojecteerd. Bij elke bobijnwissel was er noodgedwongen een minutenlange pauze. Het was alsof ik persoonlijk werd geïnitieerd in het filmproductieproces (glimlacht). Dat making of-gevoel bleek de start van mijn filmcarrière. Ik besefte plots en impulsief dat de zevende kunst my cup of tea was.
Waarom kom je nu op de proppen met een sf-film?
Ik had net 24 Hour Party People achter de rug. Als tiener knalde thuis de punkmuziek al door de muziekboxen. Punk was een bewuste en noodzakelijke revolte tegen het toenmalige conservatieve establishment van premier Margret Thatcher. Een heel belangrijke periode. Groot-Brittannië is door die energieke revolutie drastisch veranderd. Ik had gewoon het gevoel dat ik de Code 46-sf-film moést maken.
In 24 Hour Party People is alles gesitueerd binnen één periode en speelt alles zich af op één specifieke plaats. Die film is gebaseerd op bestaande personen en de reünie van de originele bands vond ik eveneens geweldig. Daarna had ik dringend behoefte aan een totaal ander concept. Hoewel ik absoluut geen fan ben van sf-films was Code 46 op dat moment een welgekomen tegenpool en meteen ook een ideale gelegenheid om mijn fantasie de vrije loop te laten. Zowel de personages, de locaties, de decors; kortom zowat alles kon ik zelf bepalen. En dat gaf een fantastische kick (knipoogt).
Muziek speelt altijd een belangrijke rol in je films, niet?
Yep. Enerzijds ben ik een muziekliefhebber en anderzijds is het een efficiënt en functioneel hulpmiddel die een film meer sfeer geeft en doorgaans naar een hoger niveau tilt. Michael Nyman tekende voor de muziek van zowel Wonderland als The Claim. Hij is een uitermate begaafd musicus en een buitengewoon man.
I Want You is geïnspireerd op Elvis Costello’s gelijknamige song en beklemtoonde expliciet de gespannen liefdesrelatie van de hoofdpersonages. Van U2 leende ik de song With or Without You. En in 24 Hour Party People draait alles rond de muziekscène in Manchester en Factory Records, de thuishaven van uitstekende bands zoals Joy Division en Happy Mondays. Logisch dat muziek hierin een centrale plaats neemt. Dat is trouwens ook zo in 9 Songs. Ik zoom in die prent in op het intieme leven van een jong koppel en breek dat af door optredens in te lassen van toonaangevende hedendaagse bands zoals The von Bondies, Elbow, Black Rebel Motorcycle Club, Prima! Scream, The Dandy Warhols en, jawel, opnieuw Michael Nyman. Je kan dus wel degelijk stellen dat ik begaan ben muziek en dat het een belangrijke plaats inneemt in mijn filmoeuvre (lacht).
In het futuristische Code 46 las je hedendaagse muziek in van Coldplay. Zelfs Mick Jones van The Clash laat je het nummer Should I Stay or Should I Go zingen. Was het moeilijk om hem voor deze cameo te strikken?
Het is niet de eerste keer dat ik een popmuzikant een gastrolletje toeschuif. Als je heel alert bent, spot je in 24 Hour Party People zeker wel Paul Ryder, een stichtend lid van Happy Mondays. Het leuke is dat hij niet zichzelf speelt, daar is hij intussen wat te oud voor (glimlacht). Hoewel Code 46 zich uiteraard in de toekomst afspeelt en we om het even welke song konden kiezen, kwam er niemand met een gevat voorstel. We maakten ons geen zorgen tot de opnames achter de rug waren. De karaoke-scène moest nog worden ingeblikt. We waren ten einde raad. Tijdens het slotfeestje in India dacht ik ineens aan Mick Jones. We hadden net een fijne babbel over een eventuele samenwerking achter de rug. Zonder aarzelen belde ik hem op tijdens de party. Hij reageerde opgetogen en enkele dagen later draaiden we samen in een aangenaam sfeertje de allerlaatste scène van Code 46.
Niettegenstaande Code 46 een uiterst gestileerde liefdesfilm is, weerklinken echo’s van het rauwe In This World, correct?
Daar is een logische verklaring voor. Alles wat in Code 46 verkeerd kon gaan, ging ook verkeerd. Het was of Murphy tijd had vrij gemaakt om zich eens lekker uit te leven bij ons (uitbundige lach). Geplaagd door enorme tegenslagen besloten we met Revolution Films (Winterbottoms filmproductiehuis dat hij samen met zijn vriend en producent Andrew Baton runt, nvdr) om alles op te schorten en eerst In This World te maken. Vandaar de inhoudelijke overeenkomsten bij deze twee producties uiteraard.
Je merkt dat je onderbewustzijn veel sterker is dan je denkt. Beide verhalen spelen zich af in een extreem beveiligde en bevoogdende wereld waar mensen zonder papieren angstvallig worden buitengesloten. Een rigoureuze en onmenselijke oplossing voor de vluchtelingenproblematiek, maar helaas ook een realistisch toekomstbeeld. Hedendaagse politici scharen zich in blok achter deze houding. Angstaanjagend! Ik begrijp niet waarom zowel links als rechts zo streng zijn tegenover vluchtelingen. Het rigide asielbeleid in Europa stemt me droef. Daar wil ik tegen reageren, al realiseer ik me natuurlijk wel dat film wellicht een te zwak instrument daarvoor is. Maar ik doe wat ik kan.
De aanzet van In This World was het schokkende nieuws over de 58 Chinese vluchtelingen die tijdens hun reis naar Dover in een container stikten. Een bijna rechtstreeks gevolg van de vijandigheid tegenover migranten. Als geëngageerd filmer voelde ik de drang om daarover een film te maken. Hoewel het verhaal fictie is, heb ik enorm veel research gedaan naar ervaringen van vluchtelingen. Ik wou de vluchtroute tussen Pakistan en Londen zo realistisch mogelijk weergeven. Met een kleine crew legden we de tumultueuze reis op dvd vast. Ik wilde duidelijk maken dat niemand voor zijn plezier zo’n reis onderneemt.
De meerderheid van mensen in nood laat alles achter en vluchtelingen zetten voortdurend hun leven op het spel. Door te kiezen voor een documentaire stijl en geen professionele acteurs maar wel echte vluchtelingen als ‘cast’, kreeg de film veel meer authenticiteit. Het schrijnende verhaal van gelukzoekers die zich in een ongewis avontuur storten, hopende op een betere toekomst, heeft in Groot-Brittannië aardig wat commotie veroorzaakt. De bekroning met een Gouden Beer in Berlijn had de film nodig om deze schrijnende problematiek wereldwijd onder de neus van het publiek te duwen.
Is het mantra: ‘als het simpel kan, doe het simpel’ je geheime sleutel voor succes?
Het is in ieder geval wel mijn favoriete manier van filmen. Ik werk zoveel mogelijk met een kleine crew en maak maximaal gebruik van natuurlijk licht en trek altijd zoveel mogelijk de straat in. Deze formule heb ik extreem toegepast op In This World en 9 Songs. Voor Code 46 liet ik me grotendeels inspireren door Alphaville, actrice Anna Karina schold toen Jean-Luc Godard uit omdat hij alles zo simpel mogelijk wou en veel ‘s nachts filmde zonder enig kunstmatig licht. Deze anekdote ligt me nauw aan het hart omdat ze perfect aanleunt bij mijn wijze van filmen.
In Code 46 zitten er massa-scènes waar om en bij de 400-tal figuranten in rondlopen. Zoiets haat ik als de pest (gromt). Ter compensatie van dat creepy feeling dat ik je net vertelde, ging ik voor de rest minimalistisch te werk. Met de camera op de schouder om acteurs dicht op de huid te zitten. Als het enigszins kan, geef ik hen ruimte om te improviseren. Woody Harrelson, Peter Mullan en Samantha Morton werken heel graag op die manier. Tim Robbins daarentegen is een perfectionist, een onvoorstelbare controlefreak. Hij neemt geen risico en wil alles eindeloos repeteren (diepe zucht).
Op een zeker moment vertrouwde hij me toe dat hij wel wil improviseren zolang hij maar precies weet wát (lacht). De spanning op de set was soms te snijden. Gelukkig kreeg Tim alsmaar meer vertrouwen in me omdat ik hem kon duidelijk maken dat improvisatie typisch voor mijn manier van werken is en ik die methode wel volledig onder de knie en controle heb. Na veel heen en weer gepalaver draaide hij gelukkig bij. Tijdens de opnames van Wonderland verliep dan weer alles gaaf en optimaal. We mengden ons in de pubs onder het vaste publiek, wijzigden niks aan het licht en filmden tussen de klanten. Achteraf bleek dat geen enkele ‘barfly’ ons had opgemerkt. Waarschijnlijk waren ze te dronken (lacht).
Waarom werk je doorgaans samen met scenarist Frank Cottrell Boyce?
Let op, als regisseur ontmoet je vaak heel interessante mensen met wie je wil samenwerken. Desondanks doe ik telkens beroep op dezelfde scenarist (lacht). Vlot kunnen samenwerken is primordiaal. Een creatief en winnend team wijzig je best niet. Als je elkaar door en door kent, sluit je bij voorbaat heel wat problemen uit.
Enkele jaren terug wou ik The Claim maken. Toen ik Frank vertelde dat ik een western wou doen, zaten we onmiddellijk op dezelfde golflengte. Trouwens, een goed scenario schud je niet zomaar uit je mouw. Doorgaans is het een lang en moeilijk proces waar ik van bij het begin heel nauw bij wil betrokken zijn. Ik moet aanvoelen dat het precies de film zal worden die ik in gedachten heb. Met Frank heb ik een nauwe band en onze scenario’s zijn altijd het resultaat van vruchtbare gedachtewissels.
In al je films ervaar ik een speciale interactie tussen jou en je acteurs. Bestaat er een Winterbottom-formule?
Elke film vraagt om een andere aanpak. Iedereen heeft natuurlijk zijn specifieke manier van werken. Zo baal ik van storyboards, het fnuikt onherroepelijk je creativiteit. Wat mij wel drijft is de speciale relatie die er ontstaat tussen de acteurs en de camera. Daar speel ik graag op in. Elk shot is een dynamisch proces en de meest persoonlijke talkes gebruik ik uiteindelijk in de film.
Een rudimentair idee, ingegeven door een ingrijpend maatschappelijk gebeuren, ligt doorgaans aan de basis van de meeste films. Het publiek provoceren is niet bepaald mijn natuur, maar naarmate de opnames vorderen, evolueert mijn aanpak, mijn visie, de stijl en de graad van confrontatie. Het dramatische lot van vluchtelingen of de gruwel van de oorlog in Bosnië zijn nu eenmaal emotionele gebeurtenissen waar je niet bepaald happy van wordt. Het is op het menselijk leed dat ik me specifiek en gedreven focus aan de hand van een indringende camera. De realiteit en de mensheid is nu eenmaal extreem en hard. Evident dat mijn films dat ook zijn. Het is een logische wisselwerking.
Op de set van The Claim filmden we bij een ijzige temperatuur Peter Mullans sterfscène. Hij wou tot het uiterste gaan en raakte daardoor onderkoeld. Toch moest ik doorgaan met filmen. Met zijn doorzettende houding hebben we dat wrange gevoel dat was ontstaan door de bittere weersomstandigheden waardoor hij bovendien fysiek sterk getekend was, vooral in zijn gelaat, toch kunnen inpassen in de film wat de authentieke sfeer ten goede is gekomen. Achteraf noemde Peter het de meest unieke ervaring uit zijn carrière.
Waarom heb je niet toegehapt toen Hollywood je vroeg om The Cider House Rules en Good Will Hunting te regisseren?
Ik heb lang getwijfeld. Schrik dat ze mijn artistieke vrijheid aan banden zouden leggen, hield en houdt me tegen. Ik heb wél spijt dat mijn Amerikaanse project Freedomland met Morgan Freeman en Julianne Moore, werd afgewezen. Nog een reden waarom ik niet ben opgetrokken naar Tinseltown is omdat ik mijn zonen niet graag achterlaat. Ik wil mijn verantwoordelijkheid als vader niet verloochenen, ook al ben ik in se wel een mondiaal ‘filmprojectjager’ (lacht uitbundig).