In 1971 zag de filmwereld er compleet anders uit. Door het onverwachte succes dat Easy Rider van Dennis Hopper twee jaar daarvoor was, lag Hollywood plat op zijn buik en was het aan de vrijbuiters om de macht te grijpen, onder hen Peter Bogdanovich. Net zoals velen van zijn collega’s was ook deze New Yorkse cineaste een leerling van Roger Corman en na te hebben meegewerkt aan diens The Wild Angels, besloot de gewezen filmcriticus om het zelf maar eens als cineast te gaan proberen.
Dat deed hij in 1968 met Targets, waarin Boris Karloff één van zijn laatste rollen vertolkte en met László Kovács als cinematograaf, die later aan talloze films zijn medewerking zou verlenen, waaronder New York, New York van Martin Scorsese of een Hollywoodkraker als Ghostbusters. Targets deed het vooral goed onder de critici. Misschien zijn filmrecensenten gewoonweg lief voor elkaar, wie weet, maar de grote doorbraak kwam er in 1971 met The Last Picture Show. Een film die in onze contreien iets minder bekend is, maar in de VS geboekstaafd staat als één van de grote meesterwerken en, tot Bogdanovichs verbazing, acht Oscar-nominaties versierde. Sommige critici gingen zo ver om te zeggen dat The Last Picture Show de beste film was sinds Citizen Kane. En dat voor een zwart-witfilm waarin (toen) geen enkele bekende acteur of actrice zat en in het zwart-wit werd gedraaid op aanraden van Orson Welles, die vond dat een regisseur mag doen wat hij wil.
De legende, of het waar is een andere zaak, zegt dat Bogdanovich voor het eerst het gelijknamige boek van Larry McMurtry in een rek in een supermarkt zag toen hij aan de kassa aanschoof. De achterflap van de paperback vatte het boek samen als “een verhaal over kinderen die opgroeien in Texas”. Genoeg voor Bogdanovich om ongeïnteresseerd het boek terug te leggen tot een paar weken later acteur Sal Mineo (bekend van de James Dean-classic Rebel Without A Cause) het boek aan Bogdanovichs toenmalige echtgenoot Polly Platt gaf met de boodschap dat het een absoluut te lezen boek was en vond dat dit een gedroomd verhaal was om te verfilmen. Bogdanovich las het boek, raakte ervan overtuigd en vroeg aan McMurtry om zijn roman in een filmscript om te gieten.
Het verhaal speelt zich af in 1951. Een willekeurig gekozen jaar, vooral in dienst staat van de soundtrack, want Bogdanovich koos plaatjes uit die in dit jaar werden uitgebracht. De locatie is Anarene, een piepklein stadje in het noorden van Texas waar werkelijk niets te beleven valt. Er is een biljartclub, een cinema die er de brui aan wil geven (vandaar de titel) en een paar middenstanders. Een stadje met een bekrompen geest en we nemen aan dat dit niet toevallig Texas is. De film van twee uur valt uit te leggen in een paar zinnen, maar toch werkt het allemaal perfect. Twee tieners Sonny Crawford (Timothy Bottoms) en Duane Jackson (Jeff Bridges) die voor het mooiste meisje van de stad vallen. De dingen des levens, maar als je het op een unieke wijze verpakt, dan bekom je ook een uitzonderlijke film en het is duidelijk dat Coppola zich door deze classic liet inspireren voor The Outsiders en Rumble Fish.
Over de casting valt ook het één en ander te vertellen, vooral dan over Cybill Shepherd. Bogdanovich merkte haar op via een cover van Glamour en hij wist meteen dat ze in zijn film moest. Kunnen we ons perfect inbeelden als je haar ziet. De samenwerking liep in het begin wat stroef, maar zoals dat toen wel vaker ging (en zeker bij Bogdanovich) werden de twee een koppel. Shepherd had helemaal geen ervaring met de filmwereld en ze liet zich begeleiden door haar manager, die vond dat ze eerst met de regisseur een paar strakke afspraken diende te maken, vooral over de naaktscenes waarin de blondine, die later finaal zou doorbreken in Taxi Driver, geen zin in had.
Toen de actrice zich toch liet overhalen, stelde ze een veto door te stellen dat het verboden was om foto’s te nemen uit de film zonder toestemming. Het duurde een tijdje vooral Bogdanovich hierin aan toegaf. Later lapte Playboy dit verbod aan zijn laars en kwam het tot een rechtszaak, die Shepherd won en er toe leidde dat het voortaan verboden was dat tijdschriften zomaar naaktfoto’s uit films kunnen toveren.
Ook over Ben Johnson valt veel te vertellen. Door zijn verleden als criticus had Bogdanovich de nodige contacten met de meester der westerns (John Ford). Voor zijn film wilde hij Johnson strikken, de wereldkampioen rodeo die vaak fungeerde als stuntman in Ford-westerns, waaronder Red River, waar je trouwens stukjes uit ziet, net als uit de komedie Father Of The Bride uit 1950 met Spencer Tracy. Ben Johnson sloeg echter het voorstel af omdat hij geen zin had om zoveel woorden uit zijn hoofd te leren, maar de regisseur wist hem te overhalen door het feit dat hij ervan overtuigd was dat indien Johnson mee zou doen hij daarmee een Oscar voor de beste mannelijke bijrol zou winnen. Het bleek geen leugen, want in 1971 wandelde de cowboy met het beeldje naar huis.
Ook voor Timothy Bottoms en Jeff Bridges werden het één van de eerste stappen in de filmwereld. Van Bridges weten we hoe het verder verliep, maar het blijft toch verbazen waarom Timothy Bottoms niet doorbrak. En dan is er nog Ellen Burstyn die later meer van zich liet horen met Friedkin’s The Exorcist en Alice Doesn’t Live Here Anymore, één van de eerste films van Martin Scorsese. Aanvankelijk hoopte Burstyn op de rol van Shepherd, maar ze moest zich tevreden stellen met het vertolken van haar moeder. Ook Randy Quaid maakt indruk (en is in feite een veel betere acteur dan zijn populaire broer Dennis), net als Cloris Leachman, die de Amerikanen kennen van The Mary Tyler Moore Show en in deze coming-of-age film de rol speelt van een rijpere dame die graag de lakens deelt met jonger grut.
Misschien is The Last Picture Show wat te traag, maar het is een film die zijn tijd neemt om personages uit te diepen. Een simpel coming-of-age drama (want dat wordt het wel op het einde) dat door de menselijkheid van de personages aan je broek blijft plakken.
Genre: drama
Jaar: 1971
Regisseur: Peter Bogdanovich
Cast: Cloris Leachman, Randy Quaid, Cybill Shepherd, Jeff Bridges, Timothy Bottoms, Ben Johnson, Ellen Burstyn
Land: USA
Speelduur: 121 minuten