Altijd is Anke Brouwers in de weer met films. Of ze schrijft scenario’s, of ze geeft lezingen of ze onderricht de studenten als docente filmgeschiedenis. Een filmkenner die ook in de pen kruipt, zoals met haar laatste boek Mooi Zijn En Zwijgen waarin ze op speelse, maar uiterst informatieve wijze op zoek gaat naar de machtige vrouwen van de Amerikaanse stille film. Voor Fast Forward dook Anke in haar filmgeheugen en kwam met vijf verborgen parels boven.
LA MUJER SIN CABEZA (Lucrecia Martel, 2008)
De Argentijnse cineaste is natuurlijk geen echt ‘onbekende’ (in 2023 kreeg ze een eredoctoraat aan de Universiteit Leuven en ze was juryvoorzitter in Venetië in 2019) maar haar films zijn verrassend en ontstellend genoeg erg weinig gezien. Nochtans is ze één van de meest opwindende filmmakers van de twintigste eeuw. Ze vertrekt niet zelden vanuit een grote gevoeligheid en aandacht voor geluid en beslist dan pas wat er in het beeld te zien zal zijn, hoe ze zal kadreren, wat er nog nodig is. De spanning tussen wat je ziet in beeld en wat je hoort zorgt voor een immer fascinerende, soms desoriënterende, soms bedwelmende kijkervaring. Het verhaal in haar debuut (La ciénaga, 2001) structureerde ze als een telefoongesprek met haar moeder, zo’n ‘meanderend gesprek dat alle kanten uitgaat zodat je niet moet komen tot de échte reden van het het gesprek, omdat dat vaak te pijnlijk is om uit te spreken.’ Plot is nooit haar voornaamste interesse (al vertelt ze heel veel in haar films) en ze lapt eigenlijk alle dramaturgische regels van het ‘goed geschreven scenario’ aan haar laars. Zo laat ze veel gaten en onduidelijkheden toe, wisselt ze regelmatig van perspectief, en weigert ze om te veel prijs te geven over haar personages, hun onderlinge relaties, hun motivaties, soms weet je amper hun naam.
La mujer sin cabeza is een film over een vrouw die misschien wel en misschien niet een kind heeft doodgereden, maar de film gaat ook (vooral?) over de ongelijkheid tussen de oorspronkelijke inwoners van Argentinië en de witte upper class. En passant verwijst Martel ook naar de recente politieke geschiedenis (de ‘onverklaarbare’ verdwijningen tijdens de militaire junta) en naar alle mistgordijnen die onze levens bepalen. Sommige scènes zouden overigens zo uit een horrorfilm kunnen komen. Als het eens niet één op één moet zijn, als je houdt van vragen, ambiguïteit en uitmuntende fotografie dan is Martel voor jou.
THE ASCENT (Larisa Sheptiko, 1977)
Sommige oorlogsfilms kunnen beklijven, onthutsen, ontroeren, en je tegelijkertijd een humanistische boodschap meegeven. Denk The Thin Red Line, They were Expendable, Come and See, Paths of Glory, The Big Parade. Ook The Ascent hoort bij de grootste films in het genre en staat op naam van de Oekraïense Larisa Shepitko. (Het was dus niet aan Kathryn Bigelow om te bewijzen dat ook vrouwen oorlog in al haar facetten kunnen begrijpen.)
The Ascent vertelt het verhaal van twee Russische partizanen op de vlucht voor de Nazi’s, maar transformeert naar een bespiegeling over moed, morele integriteit en martelaarschap. Ook haar andere film, Wings (1966), mee geschreven door feministisch auteur Natalia Riazantseva, is een doorvoeld portret van een oorlogsheldin op rust die zich wanhopig vastklampt aan de nagloed van haar roemrijke verleden. Shepitko stierf in een auto-ongeluk en laat maar twee langspeelfilms na. Een onpeilbaar verlies voor de Oekraïense én voor de wereldcinema. Haar echtgenoot, Elem Klimov, maakte jaren later die andere hartverscheurende oorlogsklassieker, Idi i Smotri (Come and See).
SADIE THOMPSON (Raoul Walsh 1928)
Eén van de grootste en meest extravagante sterren van het stille tijdperk, Gloria Swanson, produceerde deze film helemaal zelf voor United Artists en moest daarvoor de zelfcensuur van de conservatieve en uitsluitend uit mannen bestaande MPPDA (Motion Pictures Producers and Distributors Association) omzeilen. Ze slaagde in haar opzet door William Hays (de paus van de zelfregulering) te paaien en hem wijs te maken dat ze niet Rain (een verboden toneelstuk) maar wel Sadie Thompson (het kortverhaal waarop het verboden toneelstuk was gebaseerd) wilde verfilmen. Hays wist niet dat dit in feit om twee keer krek hetzelfde verhaal ging, maar eens zijn woord gegeven was, kon hij niet meer terug. Na de nodige aanpassingen aan het script, om de censors toch een beetje ter wille te zijn, werd de film gedraaid en bovendien een groot succes. Hoogtepunt van erotische suggestie is het moment waarop Sadie en haar love interest, sergeant O’Hara (gespeeld door regisseur Raoul Walsh zelf) samen een sigaret roken. Wanneer de sigaretten tussen hun lippen elkaar raken, zien we een klein vlammetje. Veel sensueler dan een echte kus, en de censor kon geen bezwaren hebben.
THE YAKUZA (Sidney Pollack, 1974)
Robert Mitchum oogt al niet meer zo fris in deze thriller, maar hij is nog steeds een plezier om naar te kijken. Hoewel hij graag stoere uitspraken deed (zo zei hij ooit dat er twee soorten van acteren waren, “met een paard erbij of zonder”), was Mitchum een kei in zijn vak. Zoals alleen de echt iconische en charismatische acteurs gegeven is, wist hij dat ‘aanwezigheid’ (présence) soms al voldoende was, dat in slechts een subtiele blik heel veel emotionele eloquentie verscholen kan zitten. Zet eender welke vertolking van Mitchum naast, ik zeg maar wat, Brendan Fraser in The Whale en je zal zien dat beide heren een totaal andere acteeropvatting hebben. Bij Fraser gaat het om extreme expressie en veruiterlijking, bij Mitchum zit alles verborgen achter een masker en draait alles om suggestie en projectie (van de kijker). The Yakuza zet twee oude legermakkers opnieuw bij elkaar om de gekidnapte dochter van één van hen terug te vinden in Japan. Meer dan over gangsterisme en geweld gaat de film over loyauteit en eer, over uitgespeeld zijn en over het terugblikken op een voltooid maar onvoldragen leven. Het scenario is van Paul Schrader en Robert Towne.
MERMAIDS (Richard Benjamin, 1990)
De teenage angst van Winona Ryder in deze film is zo herkenbaar en broos, dat ik als tiener meteen platonisch verliefd werd op haar. Ryder draagt de hele film met haar grote reeën-ogen en ironische en naïeve voice-overs. Haar conflicten met haar egocentrische moeder (gespeeld door Cher, hier zeer genietbaar) zijn raak omwille van hun banaliteit (ze is tenslotte gewoon een puber!) en ontzettend geestig. Hoogtepunten zijn er zat, maar ik herinner me vooral Christina Ricci die, wanneer ze haar glas nog eens laat vullen met punch en op weg is om stomdronken te worden, het uitschreeuwt: “Hit me, Sarrrrrrrgeant”. Eindeloos citeerbaar op familiefeestjes.