Uit de schaduw van The Godfather. Zo heet de passende titel van het boek van Cisse Wyn, filmrecensent en filmfanaat. Cisse dook in de kelders van de jaren 70 en kwam terug met 100 titels om te ontdekken. Fast Forward wilde er het fijne van weten.
Dag Cisse. Wie een boek schrijft over de films uit de jaren 70 moet daar een fascinatie voor hebben, toch? Waarom de jaren 70?
Cisse: Ik heb vreemd genoeg geen specifieke fascinatie voor de jaren ’70, of toch niet meer of minder dan voor een ander decennium. Wat die periode zo speciaal maakt, is dat toen werkelijk alle soorten films gemaakt werden. Alle genres – van pure trash tot het neusje van de zalm – vonden op de een of andere manier hun plaats, waardoor je gewoon over vele soorten films kan schrijven zonder telkens in herhaling te vallen. Bovendien heb ik gemerkt dat al die films bij mijn leeftijdsgenoten – voorlopig kan ik hen nog ‘de jongere generatie’ noemen – volstrekt onbekend zijn. Taxi Driver en Jaws kent de meerderheid wel uit de populaire cultuur, dus die staan er bijvoorbeeld niet in. Maar of ze die films ook gezien hebben is een andere vraag.
Heel wat filmcritici beschouwen de seventies als de beste periode voor film. Akkoord hiermee?
Cisse: Ja en neen. Ik begrijp wat ze daarmee bedoelen. Het was in ieder geval een periode waarin vele getalenteerde filmmakers het juk van de grote studio’s van zich konden afwerpen en er gewoon een pak meer artistieke vrijheid was. Tegelijk werden films van Europese cineasten als Ingmar Bergman en Federico Fellini ook in Amerikaanse zalen getoond. Bij het horen van die namen krijgt menig filmcriticus het al warm natuurlijk. Al die invloeden vloeiden ook de mainstream Amerikaanse cinema binnen en de creativiteit boomde als nooit tevoren. Zulke vrijheid zorgt voor fantastische films, maar ook voor absolute bagger. Elke periode heeft zo wel zijn charmes, vind ik.
De jaren 70 waren er één van durf, denk maar aan Michael Cimino die met Heaven’s Gate de studio United Artists naar de dieperik bracht. Zo’n durf kan nu niet meer door allerlei elementen – van woke tot voorzichtigheid – mis jij die in hedendaagse cinema?
Cisse: Eigenlijk niet. Er worden meer films gemaakt dan ooit en al die films waren nog nooit zo toegankelijk. Het klopt dat die gigantische budgetten nu alleen weggelegd zijn voor superhelden of andere grote franchises, maar wat mij betreft zijn er nog meer dan genoeg filmmakers die originele verhalen brengen. Denk aan Steven Spielberg, Martin Scorsese of Ridley Scott. Die komen allemaal in mijn boek voor en leiden 50 jaar later nog steeds grote projecten in goede banen. Ik heb ook economie gestudeerd, dus als je in het geval van United Artists je hele bedrijf laat afhangen van het succes van één film, beschouw ik dat eerder als een stommiteit dan als durf.
Maar we dwalen af. Jouw boek heet Uit de schaduw van The Godfather. Een titel die kan tellen, zichzelf verklaart en net geen sneer is. Vertel!
Cisse: Ik vond de werktitel ‘100 Topfilms Uit De Jaren ‘70’ een beetje saai, dus wou ik iets dat meer tot de verbeelding sprak. The Godfather is – gelukkig maar – een film die iedereen wél nog kent en staat onder meer bekend om het prachtige schaduw- en lichtspel van DOP Gordon Willis. Tegelijk is The Godfather, samen met films als Star Wars en Jaws, zó bekend dat de films die in mijn boek aan bod komen niet meteen genoemd worden als het over de jaren ’70 gaat.
Volgens de promopraat greep jij je pen toen iemand je vroeg wie in godsnaam Martin Scorsese is. Is dat zo?
Cisse: Dat klopt als een bus. Het is natuurlijk een overdrijving dat dat de aanleiding was om aan een boek te beginnen. Dat ging eerder over een algemeen gevoel dat mijn omgeving vaak de films niet herkende die ik verschrikkelijk goed vond. Sinds het boek is uitgekomen is dat trouwens vaak een onderwerp en het blijkt zelfs nog veel erger dan ik dacht. Laatst zat ik in het gezelschap van vijf vrienden – allemaal twintigers – en ik was de enige die wist wie Martin Scorsese is. Ik val nog steeds van de ene verbazing in de andere. Anderzijds heb ik ook vrienden die vaak gamen en vrienden die dansen, maar vraag mij niet wie de Spielbergs en Scorseses uit die werelden zijn. Het toont vooral aan dat alles relatief is en dat we het belang van film ook niet moeten overschatten, zoals ze in Hollywood wel eens durven doen.
Je zocht voor je boek honderd films op. Hoe ging jij te werk?
Cisse: Om te beginnen enorm veel films kijken natuurlijk. Eerst en vooral bekeek ik films die zowat overal goede kritieken kregen, Oscagenomineerde films, of toppers in een bepaald genre. Verder selecteerde ik op interessante synopsissen of leuke acteurs, regisseurs, scenaristen, etc. Ik heb ook echt slechte films gezien. En veel middelmatige. In totaal zag ik zo’n 300 films uit de jaren ’70 op een kleine twee jaar tijd.
Ik neem aan dat je een pak films hebt herbekeken, voelde die nooit verouderd aan? Sommige zijn toch vijftig jaar, of zelfs iets ouder.
Cisse: Er waren heel wat films die in die tijd wel wat succes hadden, maar waarvan je voelde dat ze de tand des tijds toch niet zo goed hadden doorstaan. Het omgekeerde geldt trouwens ook. Twilight’s Last Gleaming van Robert Aldrich vind ik een heel goed voorbeeld. Een spannende thriller met Burt Lancaster die destijds zwaar flopte in de zalen, maar die er – mede dankzij een restauratie van Eureka! – gewoon echt heel goed en modern uitziet. Het zijn meestal de kapsels en de kledij die verouderd aanvoelen. Ik kan je vertellen dat als je niets dan films uit de jaren ’70 ziet, de bakkebaarden en brede broekspijpen je op de duur wel de strot uitkomen, maar bij de films die het boek hebben gehaald valt dat best mee. Films die té fel verouderd zijn, staan er niet in.
Hield jij rekening met toegankelijkheid, of moest het gewoon een film zijn waarvan jij vindt dat de lezer hem moet gezien hebben.
Cisse: Ik ben altijd voorzichtig met te zeggen dat mensen een film ‘absoluut gezien moeten hebben’. Er zijn heel wat mensen die The Godfather niet gezien hebben, of Casablanca, of Jurassic Park. Ik ga dus zeker niet pretenderen dat je deze 100 films moet gezien hebben. Het is gewoon een selectie van 100 films die ik zou aanraden, van briljant tot gewoon héél goed.
Wat de toegankelijkheid betreft, kan je daar wel wat mee spelen als je over 100 films schrijft. Het gros bestaat natuurlijk uit Engelstalige films, sommigen mainstream, sommigen wat obscuurder. Maar er zijn ook Franse, Italiaanse, Japanse en zelfs een Hongaarse film bij. Voor die laatste stond ik ook niet bepaald te springen, maar het is zo dat je vaak mooie dingen ontdekt.
Is je boek voor cinefielen, of is het leesvoer voor iedereen?
Cisse: Het is echt wel de bedoeling dat iedereen met een klein beetje interesse voor film het kan lezen. Daarom staan er ook bepaalde titels in die voor echte cinefielen niet vergeten zullen lijken – ik heb bijvoorbeeld lang getwijfeld of ik Papillon of All That Jazz er wel zou in opnemen. Maar uiteindelijk is het belangrijk dat het absolute aanraders zijn. Als mijn leeftijdsgenoten Martin Scorsese niet meer kennen, mag ik er wel van uitgaan dat de kans groot is dat ze All That Jazz niet gezien hebben. Voor echte cinefielen zijn er nog heel wat andere titels om te ontdekken en zelfs bij de films die ze al kenden staan er telkens leuke weetjes en informatie over acteurs of de regisseur. Ik heb het dus zo toegankelijk mogelijk gehouden voor beide groepen.
Moeten we ons ook aan een boek van de jaren 80 of 60 verwachten, of is je volgende project – als je er één hebt – alweer iets uit de jaren 70?
Cisse: Voorlopig staat er niets nieuws op de planning. Ik schrijf nog regelmatig filmrecensies voor websites als Cutting Edge en af en toe voor Humbug, maar iets van dit kaliber vergt wel wat meer tijd. Wie weet, als er ooit nog eens een pandemie komt en ik zonder werk kom te zitten.
Wat is de meest overschatte film uit de jaren 70 en de meest onderschatte?
Cisse: Eén naam springt me onmiddellijk te binnen als het over overschatte films gaat: John Cassavetes. Goeie acteur wel, maar de films die ik van hem gezien heb zijn stuk voor stuk veel te lang, breindodend saai en bovenal bijzonder pretentieus. Scènes van een half uur waar personages tegen elkaar liggen schreeuwen en om de drie zinnen van gedacht veranderen, nee bedankt. Cassavetes heeft nochtans wel wat invloed gehad en er zijn genoeg mensen die zijn films wel goed vonden. Maar als je mij écht wil straffen, bind je me vast op een stoel en zet je A Woman Under The Influence op.
Er zijn er gelukkig veel meer onderschatte dan overschatte. Dan ga ik voor The Eiger Sanction van en met Clint Eastwood. Ik heb moeten snoeien in het Eastwood-aanbod in mijn boek, omdat hij in de jaren ’70 echt veel goede dingen gedaan heeft. Ook The Eiger Sanction is nipt gesneuveld. Clint speelt een soort James Bond-figuur in een script dat bol staat van sappige oneliners. De plot is misschien wat verwarrend, maar zijn personage is zo leuk dat het steeds blijft entertainen.
Om het af te leren, mag je ook nog eens vijf gouden filmtips uit de jaren 70 die niet in je boek staan!
Cisse: Breezy (met een geweldige William Holden) en The Beguiled zijn nog zo’n twee Eastwood-vehikels die het net niet gehaald hebben.
Real Life is een absurde komedie van Albert Brooks met een paar hilarische momenten. Het was een parodie op reality tv dat toen nieuw was, maar heeft het boek niet gehaald, omdat dat gegeven nu misschien niet meer verrast.
The Seven-Per-Cent Solution is een Sherlock Holmes-film met een topcast (o.a. Robert Duvall en Alan Arkin), waarin Sigmund Freud Sherlock helpt afkicken van de cocaïne.
Jean-Paul Belmondo heeft in die periode ook veel gedaan. Wat het boek net niet haalde was Le Magnifique van Philippe de Broca, waarin hij een schrijver van pulpromannetjes speelt die zichzelf als James Bond-personage verzint met zijn knappe buurvrouw als love interest.
The Passage van J. Lee Thompson vond ik een leuke avonturenfilm met een interessante cast en een heerlijke, over-the-top bijrol van Malcolm McDowell. Uiteindelijk heeft die het boek niet gehaald, omdat zowel critici als kijkers heel wat minder enthousiast waren dan ikzelf.