Ieder jaar is Patrick Duynslaegher vaste klant bij Film Fest Gent. Jaren als artistiek directeur en tegenwoordig als curator van het classics-programma, waarbij het festival het publiek de kans geeft om filmklassiekers te (her)ontdekken. Dit jaar zette Patrick zijn focus op de Verenigde Staten onder de noemer American Dream, American Nightmare.
Jouw classics-programma heet American Dream/American Nightmare. Enerzijds is het een titel die zichzelf verklaart, anderzijds ook één die uitleg vergt.
Patrick: Als ik zeg hoe ik die titel heb gekozen, moet ik je eveneens uitleggen hoe het programma tot stand gekomen is. Want dat was er eerst. Zoals elk jaar programmeer ik het classics-programma. Tot nu toe waren deze retrospectieven gewijd aan regisseurs (Angelopoulos) of filmlanden (Duitsland, Korea), en vorig jaar hadden we de vijftigste verjaardag van Film Fest Gent als onderwerp.
Het is nu de eerste keer dat ik gekozen heb voor iets puur thematisch. We leven nu in een wereld vol disrupties en provocaties, waarin alle zekerheden wegvallen. Op 5 november – twee weken na het festival – heb je de Amerikaanse verkiezingen, die nu al het cliché opgekleefd krijgen de moeder van alle verkiezingen te zijn, want het land staat voor zeer grote uitdagingen en kampt met vele gevaren die de democratie ondermijnen. Dat er dictatoriale trekjes zitten in Trump, moet ik je niet vertellen. Maar het resultaat van de verkiezingen blijft niet beperkt tot de Verenigde Staten van Amerika – al is van het ‘verenigde’ niet veel sprake meer – omdat hun buitenlandse politiek een enorme invloed heeft op Europa en bijgevolg ook op ons land. Voor mij is het dan ook belangrijker wie er in het Witte Huis zit dan wie, met alle respect, de volgende burgemeester van Dendermonde wordt. (lacht).
Amerika zit duidelijk op een historisch keerpunt. De democratie staat zwaar onder druk, de ruk naar rechts flirt met het fascisme, autocraten veroveren de macht. Alles wordt ter discussie gesteld of is aan het schommelen en dat kan de gevaarlijke kant uitgaan. Wat mij bij de huidige politieke situatie en destabilisering opviel is hoe vaak Amerikaanse films in het verleden bepaalde evoluties die we nu zien hebben voorspeld. Dat zorgt voor allerlei echo-effecten en een akelig gevoel van déja vu.
Toen dacht ik: “Waarom dit jaar geen programma samenstellen met Amerikaanse films die de huidige crisis voorspellen of voorafschaduwen?” Geen volledig overzicht, dat lukt toch niet, maar wel belangrijke titels die thema’s behandelen die ons nu allemaal bezighouden. Dat is tevens de sterkte van de Amerikaanse cinema uit de jaren 1960 en 1970, die reflecteert wat de Amerikaanse samenleving beroert. Soms komt de reactie wat laat zoals met de Vietnam-films, maar ze hebben die uiteindelijk wel gemaakt. Over de kolonisering van Belgisch Congo is niets van te vinden in onze Vlaamse fictie. De Amerikanen hebben in hun fictiefilms altijd kritisch gekeken naar politieke trauma’s en controversiële historische kwesties.
Je kijkt op naar Amerika?
Patrick: Ik denk dat ik tot de laatste generatie behoor die Amerika op een zeer idealistische manier bekijkt. Voor mijn ouders heeft dat te maken met de Bevrijding. Ik ben geboren in 1953. Amerika was toen het land waarin je het begin van de welvaart en het ontluiken van de consumptiemaatschappij zag. Toen ik als kind op televisie naar de serie Lassie keek, wist ik niet wat me overkwam toen ik die gigantische koelkasten zag (lacht). Om nog maar te zwijgen over die Amerikaanse auto’s met al dat chroom en de fantastische staartvinnen! Dat was dus het land van de dromen. In die periode werd het begrip ‘American Dream’ nog au sérieux genomen en niet ironisch tussen aanhalingstekens gezet.
Maar er is ook een andere kant.
Patrick: Exact. Er zijn mensen die de American Dream hebben waargemaakt, maar voor velen bleek dit ook een bittere desillusie. In de huidige politieke context is deze ontgoocheling ontaard in een ware nachtmerrie. Vandaar dat het niet American Dream slash Nightmare is geworden, maar American Dream/American Nightmare, omdat de twee volgens mij parallel lopen. Zoals ook bepaalde kwalijke tendensen ontstaan zijn vanuit een verwrongen idealistische instelling.
Hoe maakte je die keuze van vijftien films?
Patrick: Ik heb er natuurlijk voor gezorgd dat het ook om steengoede cinema gaat. Ik ben zelf de eerste om te zeggen dat het brengen van een maatschappelijk relevante boodschap geen garantie is voor goede cinema. In het begin had ik een veel langere lijst, maar uiteraard is de eerste voorwaarde om ze te kunnen vertonen dat ze ook beschikbaar zijn. De enige film waar ik spijt van heb dat hij wegens rechtenkwesties niet kan vertoond worden is Advise & Consent (1962) van Otto Preminger. Peter Bogdanovich noemde deze dissectie van het lobbyen en intrigeren in Washington trouwens de beste politieke film die ooit in Amerika werd gemaakt.
Bij die vijftien zitten echte meesterwerken, ik denk aan The Manchurian Candidate van John Frankenheimer of The Parallax View van Alan Pakula. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat ze enorm toegankelijk zijn. En, typisch voor de betere Amerikaanse cinema: ze snijden misschien zware onderwerpen aan, maar het blijft altijd echt entertainend, zelfs al gaat het over het nakende einde van de wereld. Entertainment is op zich geen vies begrip.
Natuurlijk was het ook wikken en wegen om bepaalde films te kiezen. Je kan je afvragen waarom Nixon van Oliver Stone in plaats van JFK. De reden is simpel: omdat mijn uitgangspunt was dat ik maar van elke regisseur één film zou tonen. Nu goed, ik vind dat je van je eigen uitgangspunt gerust mag afwijken en dus koos ik er twee van John Frankenheimer (schiet in de lach). En JFK is wel bekender dan Nixon, maar Nixon is als politieke film en portret van een verguisde president veel complexer.
In zekere zin is het toch jammer dat al je gekozen films met hun politieke complotten en nucleaire dreiging nu weer brandend actueel zijn…
Patrick: Awel, het lijkt wel après nous, le déluge! Het programma was al lang rond voor die aanslag op Trump. Mijn eerste spontane reactie was dan ook: “Ha, dat is goed voor mijn programma, waarin heel wat soortgelijke aanslagen te zien zijn. Een sterk voorbeeld daarvan is Winter Kills van William Richert. Een bizarre en barokke film die eigenlijk over de Kennedy-dynastie gaat zonder dat die bij naam genoemd wordt. En als er geen echt geweld komt bjj kijken, is er ook nog chantage om je politieke tegenstander te vloeren. Er wordt diep in het verleden en privéleven van presidentskandidaten gegraven om zo hun imago te kunnen besmeuren. Dat zie je nu ook weer. Het Trump-kamp is druk in de weer om toch maar iets bezwarend te kunnen vinden in het verleden van Kamala Harris.
Wat ook vaak terugkomt in de vijftien films is de samenzweringstheorie (of praktijk), kijk maar naar Blow Out, Winter Kills, Seven Days in May en beide versies van The Manchurian Candidate. Ook dat is zeer actueel. De matrix van al die theorieën is natuurlijk de moord in 1963 op John Fitzgerald Kennedy. Het is pijnlijk ironisch te moeten vaststellen dat uitgerekend diens neef Robert F. Kennedy, de eventuele derde presidentskandidaat die zich uiteindelijk uit de race terugtrok, en zich tijdens de coronacrisis profileerde als vurige antivaxer.
Jammer dat het zo moet zijn, maar die films zijn nog altijd actueel en het is dan ook de reden waarom het programma is gemaakt. Termen als historisch bewustzijn of historisch besef klinken misschien net iets te gewichtig, maar moet je toch niet onderschatten. Het is daarom interessant voor jonge mensen om een aantal van die films te zien. Die zullen merken dat de fragiliteit van de Amerikaanse democratie van alle tijden is. Dat er altijd binnen het kapitalisme linkse krachten zijn geweest om het systeem te bestrijden. Reds van en met Warren Beatty gaat bijvoorbeeld over een Amerikaan die gevochten heeft in de Russische Oktoberrevolutie . En in Nixon zie je hoe de president tijdens een woelige nacht in gesprek gaat met jongeren die betogen tegen de Vietnamoorlog. Het huidige verzet aan Amerikaanse universiteiten tegen de gruwel in Gaza-protesten wordt nu vergeleken met de protesten van studenten tegen de oorlog in Vietnam.
Omdat ik me tot vijftien films moest beperken en er natuurlijk veel meer films zijn die in het American Dream/ American Nightmare concept passen, heb ik dan ook bij iedere film als extra een aparte lijst gemaakt met nog meer films die over hetzelfde onderwerp gaan of toch dezelfde toon hebben. In totaal gaat het om 175 films die allemaal kort worden besproken. Je vindt ze allemaal terug op de website van Film Fest Gent of in ons programmaboekje. Aan die selectie heb ik oprecht plezier beleefd. De meeste films kende ik wel en had ik ook al gezien, maar het was toch verhelderend om ze allemaal op te lijsten.
Je werkte daarvoor met thema’s?
Patrick; Jawel. Zo heb je bijvoorbeeld het Na De Bom-thema, of beter gezegd, hoe de wereld eruitziet na een atoomoorlog. Daar zijn relatief veel films over gemaakt, ook een aantal Britse films gaan daarover. Andere thema’s zijn de oorlog in Korea, de Koude Oorlog of het McCarthyisme (een periode van anticommunistische verdachtmakingen in de Verenigde Staten tijdens de jaren 1950 – nvdr.)
De eerste versie van The Manchurian Candidate van John Frankenheimer gaat o.a. over hersenspoeling in de Koreaanse oorlog. Jonathan Demme verplaatst in zijn vrije remake de politieke situatie naar het begin van de jaren 2000, het George W. Bush- tijdperk met een administratie die zeer oorlogszuchtig was. Hier heb je dus twee films die vertrekken vanuit hetzelfde boek van Richard Condon, maar gesitueerd zijn in een andere tijd waardoor gelijkaardige conspiratieve thema’s weer pertinent worden. Films met zwarte humor en een zeer kritische blik op Amerika, in de ene versie is de presidentskandidaat een marionet van de communisten en in de andere één van de zakenwereld.
Bij de samenstelling van het programma en de bijkomende filmtips merkte ik toch hoezeer politiek in de Amerikaanse cinema verweven zit. En dan gaat het niet altijd om onafhankelijke cinema, maar ook echte commerciële titels, om grote Hollywoodproducties met machtige sterren zoals Warren Beatty, Gregory Peck, Frank Sinatra, Henry Fonda, Burt Lancaster, Kirk Douglas, Robert Redford, Jeff Bridges, John Travolta, Diane Keaton, Anthony Hopkins, Kevin Costner, Meryl Streep of Denzel Washington. Nu goed, sowieso is het Hollywood-establishment altijd wel wat links geweest.
Allemaal goed en wel Patrick, in de jaren 70 schopten ze tegen de schenen van Nixon, maar ik kan mij nu geen enkele commerciële film voor de geest halen die het leven van Trump zuur maakt.
Patrick: Je hebt nu wel The Apprentice over de beginjaren van Trump, maar naar verluidt is deze film niet erg kritisch. Je opmerking is heel terecht. De jaren zestig en zeventig waren periodes van grote omwentelingen, kritische stemmen, protesten waardoor Hollywood een drastische transformatie onderging. Natuurlijk zijn dat de periodes die het meest vruchtbaar zijn. Sydney Pollack is daar een goed voorbeeld van. Een commerciële regisseur die Tootsie en Out Of Africa maakte, maar eveneens Three Days of the Condor.
In die zin had de mainstream wel een groter politiek bewustzijn dan nu. In Vlaanderen is dat net het omgekeerde. De Vlaamse film blinkt uit in het bijna wegkijken van het verleden. Het heeft bijvoorbeeld jaren geduurd vooraleer Stijn Coninx Niet Schieten kon maken zijn film over de Bende van Nijvel. We halen wel de standbeelden weg van Leopold II weg, maar er een film over maken doet men niet.
Kan dat soort cinema nu wel? Want jouw vijftien titels zijn wel afkomstig van grote studio’s en met sterren als Robert Redford.
Patrick: Nee, ik denk het niet. Toen hadden we een periode van veel grotere vrijheid waar mensen hun engagement konden laten blijken via films. Het McCarthyisme is misschien daar wel het ultieme voorbeeld van omdat de jacht op communistische infiltratie in de entertainmentwereld veel mensen tekende. Er zijn mensen die op de zwarte lijst kwamen die daardoor hun beroep niet meer mochten uitvoeren, hoewel sommigen wel in het geniep bleven schrijven. Woody Allen speelt in The Front van Martin Ritt zo’n scenarioschrijver.
Los daarvan is de Vietnamoorlog de sterkste factor geweest in het Amerikaans politiek engagement. Veel regisseurs grepen daarnaar terug, ook al was het veel later zoals Brian De Palma met Casualties Of War. Die hele generatie filmmakers was tegen deze oorlog. Later was er ook nog de Golfoorlog, maar bij mijn weten is er in Amerika niks geweest dat de massa zo heeft gemobiliseerd en mensen tegen elkaar heeft opgezet als de Vietnamoorlog.
Heeft het behalve schone cinema ook iets concreets opgeleverd?
Patrick: Het is heel moeilijk om dat te bepalen, de tv heeft dat wel op een meetbare manier gehad. Eind jaren 1970 had je Roots, een ophefmakende serie waar iedereen naar keek. Het was dan wel maar een deel van de waarheid over slavernij, want de realiteit was nog veel erger. Toch heeft die serie veel Amerikanen geconfronteerd met situaties die ze daarvoor hebben weggezet of verloochend. In dezelfde periode had je ook Holocaust met de jonge Meryl Streep, een serie die een enorme impact had. Niet iedereen had Nuit et Brouillard van Alain Resnais of Judgment at Nuremberg van Stanley Kramer gezien. Maar Duitsers zaten massaal aan de beeldbuis gekluisterd bij deze harde confrontaties met een traumatisch misdadig verleden.
Recenter zijn er voorbeelden van series die misschien de geschiedenis ten goede hebben veranderd. Je kan je de vraag stellen of Obama ooit president was geworden zonder de series West Wing en 24. Eens het in tv-series mogelijk werd dat een zwarte het tot president schopte, konden Amerikanen dat ook in de realiteit accepteren. De keerzijde van deze redenering is dat series ook een negatieve impact kunnen hebben. House of Cards heeft mee de negatieve visie op de politiek in Washington geschapen en de weg geplaveid voor Trump en consoorten.
Een van de thema’s in het programma gaat over diverse vormen van radicale strijd waar Hollywood vaak een lastige relatie mee had. Tom Wolfe, de schrijver van Bonfire of the Vanities, had daarvoor zelfs een term gelanceerd: Radical Chic. Je had toen bijvoorbeeld Leonard Bernstein die zich engageerde voor de Black Panthers en hun leiders uitnodigde in zijn riant appartement in New York om ze in contact te brengen met rijke Amerikanen en zodoende fondsen te verwerven. Je kan je afvragen of de studentenprotesten aan Amerikaanse universiteiten ook niet naar radical chic neigen. Pasolini zei destijds ook veel dingen die politiek incorrect waren, zoals men dat later is gaan noemen. Hij schreef dat als hij studentenprotesten zag, zijn sympathie naar de politie ging omdat dat arbeiderskinderen zijn en de protesterende studenten rijkeluiskinderen zijn. Natuurlijk deed hij dat om te provoceren, maar het was tegelijkertijd toch een statement. (lacht).
Van Pasolini naar Patrick Duynslaegher is een kleine stap. Je hebt geen hanekam, toch zie ik jou vaak als de punker onder de filmrecensenten omdat je een man bent die durft.
Patrick: Oei, daar heb ik nooit aan gedacht. (schaterlach) Je verrast me daarmee. Maar ja, je moet inderdaad je mening durven zeggen en tegen de stroom ingaan. Dat heb ik zeker voor een stuk bewust gedaan. Je moest nu eenmaal een eigen stem hebben als filmcriticus. Ik merkte als ik iets schreef dat tegen de trend inging dat er heel wat lezersbrieven naar de redactie van Knack werden gestuurd. Dus ging ik nog een stapje verder, ook al irriteerde dat sommige mensen mateloos. Zoals Jean Cocteau al zei: ‘ Ce qu’on te reproche, cultive le, parce que c’est toi.’
Toegegeven, het was wat ook een pose. Meryl Streep kreeg de volle lading alhoewel ik nu moet toegeven dat ze met de jaren een veel betere actrice is geworden. Ik verdedig nu ook zelfs Woody Allen. Niet als filmmaker, maar tegen de hetze – noem het gerust heksenjacht – waar hij het slachtoffer van is. Mijn overtuiging in deze materie is dat je kunst en kunstenaar van elkaar moet scheiden. Daarenboven is er geen enkel bewijs voor Mia Farrows aanklacht tegen Allen, meer zelfs: twee onafhankelijke medische commissies hebben de beschuldiging van Allens misbruik tegen Dylan (het kind dat Allen zou aangerand hebben) verworpen. Vroeger moest je Woody Allen goed vinden omdat bijvoorbeeld Herman Brusselmans zijn hielen likte en ik ging daar tegenin, ja! Ik was soms heel kras in mijn formulering omdat ik maar al te goed weet dat dit blijft hangen.
Ik ben ook nooit voorstander geweest van de gedachte dat zelfs de slechtste film goede kanten heeft en de beste film slechte kantjes omdat je op die manier alles naar eenzelfde niveau nivelleert: dat van de middelmatigheid. Wanneer ik een goede film zie negeer ik de eventuele gebreken en wanneer ik een slechte film zie ben ik blind voor de eventuele kwaliteiten. Filmkritiek heeft niets te maken met objectiviteit. Wanneer mensen mij zeggen dat toen ik een film ophemelde dat betekende dat ze de film links konden laten liggen, en vice versa, beschouw ik dat als een compliment: het bewees dat ik hun ideale gids was.
Soms provoceerde ik graag. Je had prestigecinema zoals Amadeus of Out of Africa, echte middle brow dat heilig verklaard werd. Ik heb nooit gevonden dat er films zijn die boven elke vorm van kritiek verheven zijn. Ik trok me daar niets van aan en deed dat dus wel en ik dacht “terwijl ik toch bezig ben, doe ik er nog een schepje bovenop. Toen ik aan de slag ging bij Film Fest Gent had ik een andere pet op, Ik koos ook films van regisseurs die niet my cup of tea zijn, maar volgens de cinefiele consensus toch waardevol waren. Ik besefte maar al te goed dat je voor een groot festival als FFG zo breed mogelijk moet gaan. Ik was alleen consequent in mijn systematische afkeer voor de Nederlandse film. (lacht)
Vooral Monique Van De Ven kreeg ervan langs.
Patrick: Maar komaan zeg, als Nederlanders zonder verpinken beweren dat Monique Van De Ven hun Catherine Deneuve is, dat zegt toch genoeg over Nederlandse cinema, zeker?
Komaan, Patrick kill your darlings en pik één favoriet uit je lijstje van de vijftien.
Patrick: The Parallax View van de miskende Alan J. Pakula. Een van de grote wat vergeten films uit de jaren zeventig. Zijn volgende film All the President’s Men werd een pak bekender. Wat ik in Pakula bewonder is zijn puur cinematografisch temperament en zijn neiging tot visuele abstractie. De relatie en de interactie tussen de personages en de hen omringende ruimte is bijna even straf als bij Antonioni.