Cannes beginnen met een bijna honderd jaar oude film heeft wat. En wat voor een. Napoleon van Abel Gance dateert uit 1927, maar de versie van de filmmaker werd na het jaar van de release nooit meer getoond. Die versie duurt namelijk zeven uur (ook al heeft Gance nog een versie van negen uur gemonteerd). Er waren twee decennia geleden nog kortere versies van Kevin Bronlow (rond de vijf uur) en Francis Ford Coppola (vier uur), maar we wat te zien kregen in Cannes is dus de ultieme (gerestaureerde) film ‘vu par Abel Gance.
Wij kregen echter ‘slechts’ deel één te zien die rond de tweehonderd minuten duurde. Het is een fascinerende film die zoals Costa-Gavras eerder omschreef als een lyrisch gedicht dan een biopic. Gance amuseerde zich met Eistensteiniaanse montage, Griffithiaanse shots, maar ook avant-gardistische sequensen die door Luis Buñuel kon gemaakt zijn. Een must dus voor cinefielen. Maar het repetitieve karakter van sommige scènes en de hindernis voor sommigen die nooit eerder stille films zagen, zorgden voor een relatief grote walkout. Eens voorbij de twee uur meet merkte je dat voor sommigen het geduld op was. Maar wie bleef zitten, was blij dat hij of zij de film in de zaal zag. Want de Napy-film is uiteindelijk bestemd voor vertoningen op de Franse televisie, Netflix en heel misschien één of andere cinematheek.
De openingsfilm Le Deuxième Acte bleek de antipode van Napoleon. Deze metakomedie van Quentin Dupieux zou je kunnen omschrijven als een amusant niemendalletje vol leuke ideeën. Grote cinema was dit niet. En het volledige budget ging waarschijnlijk naar de drie steracteurs (Vincent Lyndon, Léa Seydoux en Louis Garrel) en de technici die de sporen moesten leggen voor de vele travelings.
Op een eetcafé na waren er geen decors. Dupieux laat vier personages samenkomen met een onnozele premisse, maar het echte verhaal begint wanneer de acteurs uit hun rol vallen voor de camera. Je wordt je dus meteen bewust van de film in de film: een grap die niet zo nieuw is, maar ze gaf de regisseur de gelegenheid om wat geestige dialogen over filmmakers, genderidentiteit en andere dingen uit zijn mouw te schudden. Het is een vederlichte bedoening die slechts tachtig minuten duurt, wat ideaal is om een festival te open: de toeschouwers mogen wat lachen, hebben geen tijd om in slaap te vallen en kunnen snel naar de receptie om zich te bezatten, terwijl ze filosoferen over de thesis van Dupieux: dat realiteit fictie is en film realiteit. Heel Frans dus. Morgen begint het meer serieuze werk, hopen we toch.