Alex Verbaere (°1957) is een monument in onze filmbusiness – er zijn heel veel films van eigen bodem waar zijn naam staat vermeld in de eindcredits – omdat hij eigenlijk een van de determinerende financiële krachten is van onze filmindustrie, maar die weinig of nooit (en bewust) in het voetlicht wil treden. Zeker Alex niet. Hij is bescheiden, maar zijn hart klopt sneller wanneer hij alweer een Vlaamse film heeft kunnen meefinancieren.
Als we hem vragen om zijn job of specifieke taak in de filmwereld wat concreter te omschrijven, krijgen we na aandringen te horen dat hij onder meer oprichter en externe consultant is van BNP Paribas Fortis Film Finance en daarnaast ook bezig is met van alles en nog wat. Uitgebreidere informatie krijgen we niet, behalve dan dat de attente lezer in de ‘bindteksten’ bij zijn vijf filmkeuzes, meer informatie over hem, bijeen kan sprokkelen.
Alex Verbaere: Ik ben geen moviebuff. Helemaal niet zelfs. Alhoewel, het had gekund. Toen ik 12 of zoiets was, vond ik ergens op zolder een oude Pathé Baby-projector uit de jaren 1920 en een aantal bestofte dozen met 9,5 mm filmpjes: vooral korte stille filmpjes met Max Linder (de grote inspiratiebron voor Charles Chaplin), maar ook tientallen ‘Pathé Journals’ en zelfs hartverscheurende drama’s (onderbroken door om de paar minuten een bobijnwissel) als Het Halssnoer van de Koningin.
Ik heb deze op de keukentafel grijsgedraaid (moest met de hand), vaak tot ze, omdat ze uit brandbaar en door de tijd breekbaar geworden celluloid bestonden, niet meer konden gedraaid worden. Terzelfdertijd met de filmpjes verdween ook mijn vroege interesse in film en geleidelijk aan maakte die met de jaren plaats voor literatuur, schilderkunst en meer en meer het ontdekken van nieuwe plekken, eerst vlakbij en dan steeds verder weg.
Tot ik me vele jaren later begon te realiseren dat dit ook allemaal ergens in film zit en ik dus ‘de film’, maar dan deze van tientallen jaren later, herontdekte! En na een hele reeks jaren als energieverbruik-onderzoeker aan de universiteit, werkloze, heel kort tramkaartenverkoper en zelfs mede-pionier van beursintroducties in Vlaanderen, belandde ik zelfs op een wat toevallige manier zelf in de filmsector. Weliswaar als klein of soms groter radertje in wat uiteindelijk dromers en uitvoerders toelaat om hun filmproject te realiseren maar toch… film was terug in mijn leven, om denk ik er nooit meer te verdwijnen.
Vandaar dat, of een bepaalde film mij meer of minder aanspreekt, niet altijd zozeer te maken had en heeft met de film op zich, maar eerder met wat mij al die jaren tussendoor intrigeerde: het visuele van de schilderkunst, de ongeremde verbeelding van de literatuur, de sfeer en magie van bepaalde landschappen en plekken.
Maar het was soms ook andersom… Ik herinner mij dat één van de eerste films die op mij een wow-effect had (en echt letterlijk sporen heeft nagelaten).
Lawrence Of Arabia (David Lean – 1962)
Dat was een epische film over een larger than-life figuur die zich grotendeels afspeelde in een woestijnlandschap dat mij compleet overweldigde. Ik heb dan zijn boek Seven Pillars of Wisdom gelezen (met de onvergetelijke zin: “the dreamers of the day are dangerous men, for they may act their dreams with open eyes…” en ben beginnen rondreizen in allerlei woestijnen, met als eerste Wadi Rum in Jordanië waar de film werd opgenomen. En later andere woestijnen en verlaten streken in het Midden-Oosten en Afrika.
The Sheltering Sky (Bernardo Bertolucci – 1990)
Een psychologisch, wat nihilistisch liefdesdrama waarin de soms vijandige woestijn een hoofdrol in hun ondergang speelt. Ondertussen kwam ik voor mijn werk, toen vooral als financieel adviseur van mediabedrijven, meer en meer in Parijs en begon ik met mijn fietsje La France Profonde in alle richtingen te doorkruisen. Gefascineerd door die typische Franse sfeer en cultuur van afgelegen dorpjes, historische steden met volkse wijken en kuststadjes.
Voor wat Parijs betreft twijfel ik tussen Henry & June (Philip Kaufman – 1990), The Dreamers (Bernardo Bertolucci – 2003) en Before Sunset (Richard Linklater – 2004), drie niet-Franse films die op een fascinerende manier het Parijs van de jaren ’30, ’60 en ’90 als voor het verhaal essentiële setting gebruiken (dan toch maar de laatste, wegens enerzijds te langdradig en anderzijds weeral Bertolucci, hoezeer ik hem ook bewonder). En als bijna Franser-dan-Franse keuze, de klassieker La Piscine (Jacques Deray – 1969), een psychologische thriller in een broeierig, dromerig, jaren-zestig Saint-Tropez-decor. Het Frankrijk uit de verbeelding en Franse film op zijn best!
Het zal niet echt verwonderen dat ik als ‘afsluiter’ van mijn keuze ga voor The Talented Mr. Ripley (Anthony Minghella – 1990), waarin alles samenkomt wat voor mij persoonlijk die éne film eruit doet springen: een meeslepend verhaal, magische Italiaanse plaatsen, een sfeer die dreigender en dreigender wordt, de verbluffende ‘schilderachtige’ photography en zo vele schitterende scènes (zoals de onvergetelijke eerste ontmoeting met Freddie Miles, gespeeld door Philip Seymour Hoffman!). En pas nu valt het mij op dat al deze films eigenlijk ook en vooral gaan over mensen op zoek naar wie weet wat en vooral zichzelf!