Regisseur Bruce Weber vertelt in de trailer van Let’s Get Lost hoe iedereen zijn verhaal over Chet Baker heeft en hij zijn eigen Chet Baker-verhaal wou vertellen. Resultaat: een atypische documentaire, volledig in zwart wit geschoten, die door zijn enorme poëtische en emotionele uitstraling nog steeds zijn gelijke niet kent. Meer dan 35 jaar na de oorspronkelijke release blijkt de film amper aan kracht te hebben ingeboet. Weber ontmoette Baker eind 1986 in een club in New York en wist hem te verleiden tot een fotoshoot voor wat oorspronkelijk een filmpje van enkele minuten zou worden. De klik van het fototoestel sloeg over tussen beiden en ze besloten een lange documentaire te maken waarvan het filmen startte in januari 1987. De film vangt aan in Los Angeles op Santa Monica Beach waar we Flea (van de Red Hot Chili Peppers) menen te ontwaren, wat de eindcredits ook bevestigen. Hij babbelt met een door de drugs uitgemergelde Chet over muziek. Let’s Get Lost vormt een mix van dit soort geënsceneerde scènes met getuigenissen afgenomen door Weber van ex-echtgenotes, kinderen, zijn toenmalige vriendin, mensen met wie hij samenwerkte, naast oude archiefbeelden, al dan niet bewegend.
De loftrompet zwaait onophoudelijk waar het Bakers muzikale talent betreft, op menselijk vlak krijgen we helaas een heel wat minder fraai beeld voorgeschoteld. Uitzonderlijk intrigerend zijn de niet-muzikale films waar Baker bij betrokken was of net niet, omdat hij moest vervangen worden wegens opgesloten in de gevangenis zoals bij de film All The Fine Young Cannibals waar we Robert Wagner zien trompet blazen met een toekijkende Nathalie Wood. Ergens in de documentaire omschrijft men Baker terecht als een asociaal rolmodel, een bad boy barstend van het talent.
Toen Charlie Parker hem begin jaren 1950 zag spelen belde hij naar verluidt Dizzy Gillespie en Miles Davis op met de melding dat een jonge blanke hen het vuur aan de schenen zou leggen. Bovendien was Baker fotogeniek en een vat vol charisma, steeds omringd door bloedmooie vrouwen (in de documentaire onder anderen Lisa Marie) en zijn hond. Na passages bij Charlie Parker en Stan Getz,belandde hij bij het Gerry Mulligan Quartet, dat jaren aan de top zou staan, tot Baker zelf meer de touwtjes in handen wou nemen. Een producer getuigt in de film dat Chet Baker op zijn eentje de geschiedenis van de jazz verpersoonlijkte.
Zijn vader was muzikant voor den brode, maar zag zich genoopt een ‘gewone’ job aan te nemen toen de Grote Depressie in 1929 toesloeg in de VS. Toch moedigde hij Chet aan om muzikant te worden, maar liet hem daarna niet de vrije loop in het verstikkende Oklahoma. Van kleins af aan leerde Chet moeiteloos liedjes uit het hoofd. Amper twee weken nadat hij zijn eerste trompet kreeg, speelde hij al liedjes na. Zijn leraar zou het genie later beschuldigen van een teveel aan improvisatie.
Wat vaak vergeten wordt, maar gelukkig niet in Let’s Get Lost, zijn Bakers fenomenale vocalen. Een trotse Chet verklaart in de film hoe hij ooit in een wedstrijd de prijs voor beste zang won, met als concurrent niemand minder dan Nat King Cole. Iedere melomaan kent My Funny Valentine. Let’s Get Lost bevat meerdere nieuwe opnames waarbij Bakers stem mag overheersen. Zo ook aan het einde van de film wanneer Baker optreedt op het Filmfestival in Cannes en hij een festivalpubliek altijd verschrikkelijk lawaaierig noemt om dan bij het laatste nummer om stilte te verzoeken omdat het nummer daarom vraagt.
Het Oscargenomineerde Let’s Get Lost nodigt u uit voor een visueel en auditief festijn, dat wie er voor openstaat onderdompelt in het aparte universum dat het laatste jaar van Bakers bestaan zeker was (hij zou de première niet meer meemaken). Een hoogwaardig eerbetoon dat niet blind is voor de gigantische gebreken, maar waarvan we toch vooral de pure magie willen weerhouden.
Genre: documentaire
Jaar: 1988
Regisseur: Bruce Weber
Cast: Chet Baker, Carol Baker, Vera Baker, Flea, Chris Isaak, William Claxton, Lisa Marie, Viggo Mortensen
Land: VS
Duur: 120 minuten