Kristof Hoornaert (1980, België) is een Vlaams regisseur. Zijn eerste kortfilm Kaïn ging in wereldpremière in de Berlinale Shorts Competitie waar de film genomineerd werd voor een Gouden Beer. Hij was ook monteur van de kortfilm Nuclear Waste van de Oekraïense regisseur Myroslav Slaboshpytskiy (The Tribe) die het Zilveren Luipaard won op het Internationaal Film Festival van Locarno. In 2013 schreef, regisseerde en produceerde Kristof zijn tweede kortfilm The Fall met Geert Van Rampelberg en Natali Broods. Die film won verscheidene prijzen en haalde wereldwijd meer dan 40 filmfestivals. Empire is zijn derde kortfilm die in wereldpremière ging op het Montreal World Film Festival en ook geselecteerd werd voor het BFI London Film Festival en Film Fest Gent. Zijn eerste langspeelfilm, het contemplatieve Resurrection werd geproduceerd door Fobic Films. Recent regisseerde Kristof ook 5 afleveringen van de docu-reeks over de DSU: Onder de Radar en schreef hij mee en regisseerde de laatste 4 afleveringen van het derde seizoen van Onder Vuur.
Hier zijn de vijf filmkeuzes van Kristof.
LA VIE DE JÉSUS (Bruno Dumont)
Één van de eerste films die een grote indruk naliet toen ik in de kunstschool zat in Gent. Gefilmd in het Noord-Franse dorp Bailleul, was dit de debuutfilm van Bruno Dumont. Het verhaal gaat over enkele werkloze hangjongeren die zich vervelen en die op een bepaald moment overgaan tot geweld met de dood tot gevolg. Een film die vooral toont. Er wordt niet veel gesproken in deze boerendorpen. De manier waarop Bruno Dumont de dingen in scene zet is enorm krachtig en gaat tot de essentie van de cinematografische expressie. De cinemascoop beeldkaders duwen ons als kijker in een contemplatieve houding. Het banale wordt zo verheven tot iets mystiek.
Deze film heeft niks te maken met het leven van Jezus. Het is vooral de menselijkheid die aan de oppervlakte komt doorheen het banale alledaagse. Het sprankeltje hoop aan het einde. Opnieuw zuiver beeldend. Voor mij was deze film heel herkenbaar. Ikzelf ben ook opgegroeid in zo’n dorp, maar dan in West-Vlaanderen. Ik ken dit milieu maar al te goed. De verveling, het banale geweld dat nu en dan opborrelt, de landschappen rondom het dorp. De eenvoud van de mensen ook. Toen ik deze film zag dacht ik: we zijn allemaal opgegroeid met Amerikaanse films en bestuderen hoofdzakelijk Amerikaanse films, maar dit is een film die gedraaid is op 40 minuten rijden van waar ik toen woonde. Zoek het niet te ver. Vertel verhalen en probeer films te maken die uit je eigen omgeving en leefwereld komen. Maak films over dingen die je kent. Probeer geen Vlaamse kloon te maken Amerikaanse films.
FUNNY GAMES (Michael Haneke)
Een film als een mokerslag. De film waardoor Haneke op de kaart werd gezet. Ik heb die film destijds gezien in de bioscoop. Het plot is simpel: een home invasion movie. Wat Haneke hier doet is het genre en zijn conventies gebruiken om iets te vertellen over hoe wij kijken naar geweld en hoe wij als kijker films consumeren. Haneke speelt met de regels en onze verwachtingen en confronteert ons als kijker hiermee op de meest harde manier. De moordenaars richten zich rechtstreeks in de camera en spreken ons aan: ze zeggen wat wij als kijker denken en voelen op dat exacte moment. Toch wel straf dat een filmmaker dit weet? Op die manier worden we medeplichtig. Worden we betrokken in het verhaal. We zijn niet meer de kijker die veilig in het donker zit, maar we worden op een harde manier geconfronteerd met hoe wij geweld consumeren als entertainment. De moordenaars spelen funny games met hun slachtoffers, maar Haneke speelt ook funny games met het publiek zelf en dat maakt de film een enorm confronterende ervaring.
Ik weet nog toen ik achteraf de cinema buitenkwam en dacht: amai, zo werkt film dus: als filmmaker speel je een spel met de kijker. Speel je met de verwachting van de kijker. De manier waarop je een verhaal vertelt. Hoe je het in beeld brengt: wat je toont, wat je niet toont. Funny Games maakte mij daar enorm van bewust. Hoe je als maker de kijker kan manipuleren: hoe je de kijkervaring stuurt. Wat de kijker denkt en voelt ligt volledig in handen van de regisseur. Het deed me denken over de macht die een filmmaker heeft: hij kan de kijker zodanig sturen dat hij je kan overtuigen van zijn gelijk: van zijn overtuiging. Propaganda bijna. Maar het liet me ook stilstaan over hoe ver je kan gaan in die manipulatie. Je moet vooral als filmmaker de kijker in de andere richting manipuleren: zo weinig mogelijk manipuleren dus, zodat de kijker zijn eigen idee of mening kan vormen.
Dan kom je al snel uit bij meer observerende cinema, waar we als kijker de gebeurtenissen aanschouwen en zelf actief moeten nadenken over het hoe en waarom en vooral waarover het allemaal gaat (een film als The Zone of Interest is daar een recent voorbeeld van). Funny Games was de uitzondering in het oeuvre van Haneke: het was de enige film die ons bewust manipuleerde als kijker zodat Haneke zijn punt kon maken. Al zijn andere films duwen ons in de positie van observerende getuige. Haneke wil ons zo weinig mogelijk manipuleren zodat wij als kijker zelf actief zouden nadenken en reflecteren bij wat we te zien krijgen.
BREAKING THE WAVES (Lars Von Trier)
Von Trier is – in tegenstelling tot Haneke – de grootste manipulator in de filmkunst en hij komt daar ook oprecht voor uit. Hij manipuleert het publiek doelbewust. Het is de kracht van de filmkunst. Vaak worden de personages van Von Trier enorm veel onrecht aangedaan, waardoor het als kijker bijna ondraaglijk is om verder te kijken. Geïnspireerd door de wrede sprookjes van zijn landgenoot Hans Christian Andersen tovert Von Trier een verhaal uit zijn hoed over een naïef meisje Bess die de grootste vernederingen moet ondergaan. Als kijker ben je totaal verontwaardigd door deze onrechtvaardigheid. Von Trier weet precies welke knopjes hij moet induwen om ons als kijker emotioneel te raken.
In wezen is het verhaal totaal ongeloofwaardig. Zeker met het mystieke einde. Von Trier was ook een groot bewonderaar van zijn landgenoot filmmaker Carl Theodor Dreyer die ook films maakte over simpele zielen die achteraf halve heiligen bleken te zijn (Ordet, Gertrud,…). Maar door de filmtaal die Von Trier hanteerde zorgde hij voor een tegengewicht: een bijna docu-achtige filmstijl waarbij alle regels die je op filmscholen leert overboord worden gegooid. Ruw en fysiek. Jump cuts, out of focus beelden, personages die de verkeerde kant opkijken (de 180°-regel bestaat niet bij Von Trier)… de camera is er gewoon en registreert. Bijna een homevideo-movie, maar dan op pellicule en in cinemascoop gedraaid. De monteur zei dat hij maar één regel had bij het monteren van deze film: alles moet wijken voor emotionele continuïteit. Van zodra het shot geen emotionele waarde meer heeft wordt er geknipt. Deze docu-achtige filmstijl zorgt ervoor dat we dit extreem ongeloofwaardige melodramatische verhaal beginnen te geloven, omdat het zo echt aanvoelt. Als kijker gaan we mee in een diep emotioneel verhaal dat ons in tranen achterlaat. Het resultaat is een overdonderend meesterwerk, een emotionele mokerslag. Een paar jaar later heeft Von Trier dit trucje nog eens overgedaan met zijn musical Dancer in the Dark met popster Björk.
SOLARIS (Andrei Tarkovsky)
Ik zat in mijn eerste jaar filmschool in Brussel en we bestuurden dus vooral Amerikaanse films: Citizen Kane, Taxi Driver, Pulp Fiction, Fat City, Five Easy Pieces…. Op een dag toonde de docent een stukje uit Solaris van Tarkovsky: het was het einde waar het hoofdpersonages in een landschap rondloopt: er is rook te zien, water die op hem druppelt en er is Bach te horen… En toen zette de docent de film uit met de woorden: “Dat is voor later: hier zijn jullie nog niet klaar voor.” Ik was in shock. Waarom zouden wij hier nog niet klaar voor zijn? Misschien zit ik hier wel mijn hele leven op te wachten? Waarom bestuderen wij eigenlijk voornamelijk Amerikaanse films in een Belgische filmschool dacht ik toen?
Die ene scène uit Solaris was voor mij veel krachtiger dan alles wat ik toen ooit had gezien. Film als contemplatie. Geen mooie beelden, maar geladen beelden. De beelden zelf vertellen ons iets. Het vertelde zoveel meer dan een narratieve film kon doen waar acteurs veel dialogeren. Dit was andere cinema! Voor mij ging er een wereld open en éénmaal thuis zocht ik alle films op van Tarkovsky. Zijn films omvatten de wereld. Elke film opnieuw. De gelaagdheid van deze films is waar het om draait. Het verhaal is maar een kapstok om er zijn “wereld-beeld” aan op te hangen. De subtext is waar het om draait. Als je dat éénmaal door hebt en leert kijken naar de films van Tarkovsky dan ga je de wereld op een heel andere manier gaan zien. Voorwaarde is wel dat je ervoor moet openstellen. Deze films hebben maar weinig te maken met het type overheersende Amerikaanse film die 99% uitmaakt van wat we kennen en dagelijks consumeren. De films van Tarkovsky zijn het bewijs dat film een enorm krachtig medium is: ze leren ons kijken naar de wereld waarin we als mens leven. Deze films passen niet in een template: de gekende narratieve structuur. Daarom zijn deze film voor veel mensen moeilijk. Maar eigenlijk zijn deze films niet moeilijk. We moeten het niet te ver zoeken. We hoeven alleen maar te kijken en te luisteren. Het begrijpen komt later wel.
CRIES AND WHISPERS (Ingmar Bergman)
Opnieuw een film van een meester. En opnieuw een film die vooral toont, observeert. Beelden van een stervende vrouw, van geweld, maar ook omhelzingen, troost, menselijkheid. Een film die diep in de ziel van de mens graaft. Wat mij betreft het absolute meesterwerk van Bergman. Ik ben overtuigd dat je zo’n film niet meer kan maken tegenwoordig. Zeker niet in Vlaanderen. Het is niet commercieel genoeg en dit kan je niet pitchen in een paar minuten. Heel jammer, want dit is echte filmkunst, geen entertainment. Een film die ons doet nadenken over ziekte, de dood, façade, leugens, verdrongen pijn, menselijkheid. Opnieuw, een film waar je achteraf tijd voor nodig hebt om het zowel emotioneel als intellectueel te verwerken.