Subscribe Now
Trending News

Blog Post

DE KEUZE VAN IVO DE KOCK
IVO DE KOCK (c) Ivo De Kock
De keuze van

DE KEUZE VAN IVO DE KOCK 

Ivo De Kock studeerde in 1980 af aan de VUB met een diploma Communicatiewetenschappen op zak. Hij was toen al cinefiel in hart en nieren en ging vrij snel aan de slag als gedreven, enthousiast en gemotiveerd filmjournalist.

Door de jaren heen was hij actief als filmcriticus en eindredacteur voor een periode van zeven jaar bij het eigengereide tweemaandelijkse filmmagazine Andere Sinema, als copywriter bij Universal Cummunication, als criticus en eindredacteur bij het toenmalige gerenommeerde Vlaamse filmtijdschrift Filmmagie voor een periode van meer dan tien jaar en sinds 2011 tot op heden als zelfstandige journalist bij Written By. Ivo’s artikelen vind je ook terug bij Rekto:Verso, een tijdschrift en website voor cultuur en kritiek. Het blad verschijnt vier keer per jaar en wordt gratis verspreid in cultuurhuizen in Vlaanderen, Brussel en Nederland, op de website DeWereldMorgen.be, tot voor kort in het tijdschrift en de website Fantômas en in het Nederlandse trendsettende filmblad Filmkrant.

Een bezige bij die Ivo – hij is trouwens ook nog ondervoorzitter van de
Vereniging van de Vlaamse Filmpers (VVF) en levert hij dus eveneens filmbijdragen voor het e-magazine Snapshots van deze filmbond, maar desondanks maakte hij toch graag tijd vrij om in te gaan op onze vraag om te participeren aan onze geliefde rubriek ‘De Keuze Van’ en koos meteen voor een originele invalshoek die hij zelf als volgt omschrijft: “De impact van film is het sterkst in de bioskoopzaal, wanneer je samen met anderen kijkt naar een groot, wit scherm. Daarom is onze ‘keuze van’ gelinkt aan de kijkervaring:

THE GREAT RACE (1965 – Blake Edwards)
De filmmicrobe pikten we op door een jeugdige kennismaking met Tony Curtis, Jack Lemmon en Nathalie Wood in een knotsgekke race van New York tot Parijs tussen een witte en een zwarte auto. Het moet een woensdagmiddag geweest zijn, want dan schreeuwden we wekelijks waarschuwingen naar Winnetou en Old Shatterhand op het grote witte doek, in een (ondertussen lang verdwenen) wijkbioscoop op een steenworp van waar nu residentie Bart D.W. gelegen is. De bizarre auto’s, de land-, lucht- en waterrace, de larger than life-personages en de gooi- en smijtscènes zouden bijblijven. Ook al ontdekte ik pas later de term slapstick, de filmtitel The Great Race en de naam van de regisseur: Blake Edwards (1922-2010).

Een onderschat filmmaker voor wie humor een wapen was in de strijd tegen cynisme, vooroordelen en discriminatie. In de Pink Panther-reeks, maar ook in komedies als The Party, S.O.B., Skin Deep en Blind Date jongleerde Edwards met verbale, fysieke en visuele grappen. Omdat de dagelijkse realiteit voor hem een vorm van absurd theater was schetste hij steevast een chaotische wereld waar niets zeker is en alles nog veel erger kan worden. Er sluipt tragiek in zijn komedies en dubbele bodems worden zichtbaar, maar het blijft steevast onderhoudende cinema.

Daarom konden we, wanneer de lichten doofden, samen met de jeugdvrienden genieten van de clash tussen de heroïsche Leslie en de boosaardige professor Fate of met verwondering kijken naar een instortende Eifeltoren. En jaren later – ondertussen met een Blu-ray (Warner Archive Collection) in de thuisbioscoop – van de emancipatorische boodschap: voor Leslie hoort de vrouw aan de haard waardoor zijn macho imago verbrijzelt wanneer Maggie niet zo hulpeloos blijkt. O ja, de muziek is van Henry Mancini.


L’EMPIRE DES SENS (Ai no korîda) (1976 – Nagisa Ôshima)
Als jonge cinefiel koesterden we Film als taboebreker van Amos Vogel en trokken we geregeld de grens over om van verboden filmvruchten te proeven. Zoals Salo van P.P. Pasolini in Amsterdam en L’empire des Sens van Nagisa Ôshima (1932-2013) in Parijs tijdens een VUB studiereis naar de Franse televisiezenders. In Frankrijk bleef eind jaren zeventig George Millers Mad Max twee jaar verboden wegens te gewelddadig, maar de expliciete en extreme seksscènes – die in België tot in beslagname en een vertoningsverbod tot 1994 leidden – bezorgden de Japanse film enkel een cultstatus. Met als resultaat dat de kopie die we zagen in een kleine zaal in de Quartier Latin behoorlijk gehavend was na twee jaar op het programma te hebben gestaan.

Het unieke aan L’empire des Sens is dat in deze erotische film heel veel getoond wordt én seks de motor van het verhaal is. Een op ware gebeurtenissen gebaseerd verhaal in het Japan van 1936 over de amour fou van de jonge geisha Sada (Eiko Matsuda) en de seksverslaafde Kichizo (Tatsuya Fuji). Uit de aanvankelijk speelse seksuele relatie verdwijnen alle remmingen en nemen rituelen, driften en experimenten over. De grenzen tussen erotiek en verslaving, tussen plezier en dood vervagen. De escalatie en het expliciete karakter van Ôshima’s ‘schandaalfilm’ leidden tot hevige nachtelijke discussies in de straten van de lichtstad eens we uit de donkere zaal kwamen.

Zelf gingen we het oeuvre van de regisseur van Death by Hanging, Violence at Noon, L’empire de la Passion en Furyo volgen en anders bekijken. Om op te merken dat Ôshima houdt van filmpersonages die risico’s nemen, die obsessioneel tegen de gevestigde orde botsen. Waarbij de relatie tussen mens en maatschappij dramatisch het sterkst in beeld komt in het irrationele van misdaad en seks, krachten die het individu drijven zonder zijn rationeel begrip. L’empire des Sens zou verbonden blijven met die eerste visie, met Oshima’s statement “een film maken is in deze wereld een criminele daad”, maar de hagelnieuwe Ultra Collector editie van het Franse Carlotta maakte ons duidelijk dat de film niet aan kracht heeft ingeboet.


WHITE DOG (1982 – Samuel Fuller)
Telkens er een zwarte (verkiezings)zondag dreigt, gaan onze gedachten naar White Dog, een film van Samuel Fuller (1912-1997) over een witte hond getraind om zwarten aan te vallen. We zagen dit antiracistisch drama, dat jarenlang in de Verenigde Staten uit de zalen bleef, met een verbouwereerd festivalpubliek in Deauville. Daar verbleef de regisseur-scenarist van Shock Corridor en The Big Red One in de eighties quasi jaarlijks. Aan het zwembad van Hotel Royal bleek hij meer dan bereid om jonge cinefielen wat bij te brengen. Met stevige quotes (“ik haat geweld maar gebruik het in mijn films”) en straffe verhalen (o.m. over de producenten van White Dog).

Een continue stroom van verhalen bleek toen we in 1985 Fuller in het kader van het lokale filmfestival een dagje door Antwerpen mochten gidsen. Memorabel, geen enkele filmregisseur maakte ooit live zo’n indruk op ons als deze kleine man met raspende stem en lange, grijze lokken. Geen larger-than-life figuur bleek ook zo’n man van vlees en bloed als deze voormalige soldaat die cinema zag als een slagveld. Fuller sprak zoals hij filmde. Passioneel, met hoofdletters, pauzes en uitroeptekens.

“Ik toon monsterlijk geweld, maar de hond is geen monster” zei hij over White Dog. De hond wordt gedwongen om racist te worden, de schuld ligt bij het systeem. Het deprogrammeren loopt faliekant af, in een emotionele slotscène valt de hond niet de zwarte dresseur, maar een willekeurige witte persoon aan. Het racisme is in een nieuwe fase beland en verveld tot irrationele haat. De spiegel die Fuller ons voorhoudt, is absurd, brutaal en chaotisch. Eigenlijk had hij liefst in zwart-wit gefilmd: “Het leven is in kleur, jongeman, maar zwart-wit is realistischer!”.


DONNIE DARKO (2001 – Richard Kelly)
In Cannes durft een filmpremière wel eens uitdraaien op een lynchpartij. Zo waren we er in 2010 getuige van hoe Richard Kelly’s chaotische zwarte komedie over het einde van de wereld Southland Tales op fluitconcerten, boegeroep en vernietigende kritieken werd getrakteerd. Kort voor we negen jaar later samen het podium van de Brusselse Galeries beklimmen om de uitgebreide versie van zijn cultklassieker Donnie Darko voor te stellen bekent Kelly (°1975) ons dat een filmpubliek ontmoeten sinds Cannes toch altijd een beetje spannend blijft. Maar “ik wil nu eenmaal films maken waar mensen over spreken” en zijn debuutfilm blijft wèl geliefd.

Donnie Darko is een magisch-realistische film over adolescentie verteld door de ogen van een door Jake Gyllenhaal vertolkte adolescent die zichzelf ziet als een romantische, tragische held: “Some people are born with tragedy in their blood.” Het coming-of-age-verhaal speelt in 1988 en mixt zowel genres (horror, sciencefiction, apocalyptisch drama) als thema’s (tijdreizen, seksuele repressie, desintegrerende gezinnen, geestesziekte). Resultaat is een bevreemdende en naar teen spirit ruikende film gedreven door de opwinding, pijn en onzekerheden van adolescentie voortvloeiend uit spanningen met ouders, amoureuze afwijzingen en opspelende hormonen.

“Elk kunstwerk ontstaat uit angst voor de dood en een verlangen naar liefde en erkenning,” benadrukte Kelly toen we hem in de barruimte van Cinéma Galeries interviewden, “voor mij vormen roem en geld geen motivatie, films maken zie ik als een spirituele zoektocht. Ik hoop dat mijn films mensen gelukkig maken en hen doen nadenken. Ik wil niet zozeer filmmaker zijn, maar films maken die ik absoluut moet maken. Films die mijn films zijn, met dingen die uit mijn fantasie en ervaringen komen.”


GRIZZLY MAN (2005 – Werner Herzog)
Filmmaker, schrijver en dichter Werner Herzog (°1942) groeide, zeker na zijn optreden als acteur in The Mandalorian, uit tot een cultfiguur en popicoon. Maar de regisseur van Aguirre, der Zorn Gottes, Fitzcarraldo en Encounters at the End of the World is vooral een veelfilmer met projecten die vaak lang onder de radar blijven. Dat was zeker zo met Grizzly Man, een dramatische documentaire die via ‘gevonden beeldmateriaal’ het portret schetst van Timothy Treadwell, een Amerikaans natuuractivist met een onverzadigbare passie voor wilde beren die in hun habitat door een van hen werd opgegeten.

Grizzly Man werd in Cannes vertoond, maar dan wel in de Marché, ver weg van de rode loper. Als Herzogfan wou ik de mysterieuze film graag zien, maar journalisten lopen de kans de zaal te worden uitgezet wanneer een ‘professional’ een plaats opeist. Het was dus aftellen tot de lichten doofden en we ‘veilig’ waren. Meteen werden we ondergedompeld in een bizar, betoverend en fascinerend universum waar de filmmaker en zijn ‘gevonden’ personage elkaar versterken. De poëtische bespiegelingen van Herzog en de naïef enthousiaste getuigenissen van Treadwell (“Ik zou sterven voor deze dieren. Ik dank de beren dat ze me een leven gaven.”) leveren een tragisch epos op dat nazindert.

Grizzly Man blijft verbonden met die wonderlijke ontdekking in een klein zaaltje van het festivalpaleis, maar spookt, met slotsong Coyotes als oorworm, nog altijd door onze geest. Na ontelbare visies. “Ik vond dat het over human nature moest gaan en niet over wild nature,” vertelde Herzog ons bij een bezoek aan Brussel, “Het is één van de films die ik onmiddellijk aanvoelde, ik zag en herkende er iets groots in. Ten tweede past de protagonist Timothy Treadwell ontzettend goed in de rij personages die me altijd erg fascineerden, genre Don Lope de Aguirre en Kasper Hauser.”

Related posts