In de roedel beloftevolle jonge filmwolven merk je af en toe wel een potentiële akela die zich dankzij haar of zijn opvallend talent ongetwijfeld later zal profileren tot een klinkende naam. De in Roeselare geboren Alexandere Decommere is er beslist zo een. Met zijn laatste visueel wervelende kortfilm This No Land bewijst hij beslist ooit te zullen meespelen in het select kransje van de grote Vlaamse filmklasbakken. Alexander behaalde in 2007 een master in de Audiovisuele Kunsten – Film aan de Erasmushogeschool RITCS te Brussel. In zijn eindwerk, de kortfilm Quietus, krijg je een donker verhaal dat zich afspeelt aan de vooravond van de precaire Apocalyps. Een jonge gelovige vrouw worstelt met haar ontluikende seksualiteit terwijl op hetzelfde moment een man het moeilijk heeft om zijn zelfmoordgedachten onder controle te krijgen. Quintus zette grote ogen.
Alexander ontpopte zich na zijn studies als een succesvol commercieel videofantast (onder meer voor Payoke, Stumaco, Certis, Kunstberg, PGS), een geëngageerd documentairemaker (Alaturka voor Canvas, End Credits over euthanasie, De Foyer), een vlotte promo-teaser-krak (Deathtime Stories), een inventieve video-clipper (voor o.a. de Belgische alternatieve rock- en indie-bands Transcoder, Panteist en Onset), een veelgevraagd en bekroond toneelregisseur (Festen, Broere, La Casa De Bernarda Alba), making of’s zoals voor Tot Altijdvan Nic Balthazar) en een begenadigd regisseur van energieke kortfilms (Waar De Pelikaan Landt).
This No Land is een opmerkelijke, originele en vinnig gemonteerde prent met een cast om u tegen te zeggen (Peter Van den Eede, Titus De Voogdt, Robrecht Vanden Thoren) en vertelt stijlvol het wat geheimzinnig verhaal van een oudere rouwende cowboy die met een zesjarig schattig meisje onderweg is naar Disneyland. Tijdens hun delfische trip door een desolaat, stofferig en dor landschap kruisen ze een aantal bizarre figuren die blijkbaar allemaal onderweg zijn naar hun ‘gedroomde’ lotsbestemming. Het toeval wil dat deze bende vreemde figuren onverwacht samenkomt in een tankstation. Op deze plek nemen de gebeurtenissen plotsklaps een onverwachte wending die determinerend wordt voor elke betrokkene. This No Land kreeg lovende recensies en de reacties van het publiek waren enthousiast. Terecht want het is een opmerkelijke, originele, puik gefotografeerde, vakkundig gemonteerde en vooral sterk geacteerde kortfilm, gekruid met warmhartige humor en een dikke vleug surrealisme. Ofschoon het script her en der rammelt en de personages wat diepgang missen, bewijst Alexander Decommere met zijn tot de verbeelding sprekende – en bevlogen mise-en-scène beslist zijn ontegensprekelijk talent. Hij bewijst alles in huis te hebben om binnenkort zowel nationaal als internationaal door te breken.
Met This No Land prikt Alexander zichzelf nu alvast op de Vlaamse regiekaart. Duik je even mee de woestijn in?
Hoelang heb je aan dit project gewerkt?
Alexander: Veel te lang (monkellachje). Het scenario lag al een tijdje bij Jean Ryckebosch, nog voor ik hem kende. Hij heeft het geschreven tijdens een cursus bij Jeannice Adriaansens, de artistieke leider van Deining Films, een stichting die onder meer stimulerend en verbindend werkt naar jong film- en videotalent. Zij is ondertussen een mutuele kennis die ons toentertijd aan elkaar introduceerde omdat ze vond dat zijn scenario bij mij paste. We hebben toen een tijdje samen aan zijn scenario gesleuteld tot we het sterk genoeg vonden om het bij een productiehuis aan te brengen. Omdat ik een goede band heb met producer Viviane Vanfleteren en tevens stichter van Vivi Film, zijn we begin 2016 bij Vivi Film in Brussel het scenario gaan pitchen. De verantwoordelijken van Vivi Films kwamen meteen aan boord. Datzelfde jaar kreeg ons project ook financiële steun van het VAF.
Hoe is de film tot stand gekomen? Was het een moeilijke bevalling?
Alexander: De VAF-steun bleek niet voldoende om het nogal ambitieuze scenario (Vlaamse spaghettiwestern, zeven sprekende personages, dialogen in rijdende auto’s, drie verhaallijnen die samenkomen in een climax, waarna een twist volgt die de hele film in een nieuw daglicht brengt) te financieren. Bovendien hadden we besloten om een deel van de film in Spanje te draaien omdat Sergio Leone in de jaren 60 daar ook zijn beroemde Dollar-trilogie heeft opgenomen.
Veerle Appelmans, producer bij Vivi Films en medestichter van Studio Souza, stelde voor om nog een extra geldbedrag te proberen ophalen via crowdfunding. We hebben ons project dan eind 2016 ingediend voor deelname aan Hello Crowd!, een crowdfunding-wedstrijd in samenwerking met Leuven Kort. We haalden daar de tweede plaats. Dat gaf ongetwijfeld de start aan onze intensieve crowdfunding-campagne een flinke boost. Een maand later was ons budget rond dankzij de steun van 167 enthousiaste crowdfunders. Pre-productie en draaien was ‘the easy part’ in vergelijking met de nogal moeilijke postproductieperiode. Iedereen was heel enthousiast over het scenario, maar in montage bleek dat ons scenario totaal niet werkte zoals het gedraaid en gemonteerd was.
Blijkbaar gebeurt dat wel vaker in de wereld van de cinema, ook bij de zogeheten ‘grote namen’. Maar als je het voor het eerst meemaakt met een nogal dure kortfilm, is het wel even slikken. We moesten op zoek naar drastische en ingrijpende oplossingen via ‘her-montage’ om de film terug uit te vinden die effectief zou aanslaan. Gelukkig was iedereen mee aan boord om de best mogelijke film af te leveren in de lijn van mijn persoonlijke visie. Ik ben uiteindelijk heel trots op het resultaat. Maar het was een moeilijke bevalling (zucht opgelucht).
Je hebt een subsidie van het VAF kunnen binnenrijven, dat is op zich toch al een heuglijke verdienste, niet?
Alexander: Zeker en dan nog van bij de eerste ronde. Dat was een grote verrassing.
Blijkbaar was die dus toch niet afdoend. Leg eens concreter uit waarom niet? Alexander: Een aantal sequensen in het scenario spelen zich af in een woest westernlandschap. We hebben lang gezocht naar barre, zanderige landschappen in België en Nederland die misschien konden doorgaan voor de geopteerde ‘western-look’, maar dat bleek toch een tegenvaller. De climax van de film speelt zich af in een tankstation, maar geen enkel pompstation, in gebruik of verlaten, lag op een goede locatie om eromheen een western-setting te kunnen bouwen of nabootsen.
Toen kwam cinematograaf Jorge Piquer Rodríguez aan boord, een Spanjaard die in Brussel woont en op zoek was naar een film om zich in uit te leven. Hij was meteen ons ticket naar een aantal adembenemende locaties in de Spaanse woestijn van Tabernas in Almería, op amper een uurtje rijden van zijn ouderlijk huis. We vonden er de begeerde barre woestijn, het stoffige tankstation en alle verlaten wegen die we voor de opnames nodig hadden. Op basis van onze research en location-scouting, is door Vivi Film beslist om alle exterieurs in Spanje te draaien en alle interieurs op locatie in Vlaanderen.
Een dappere beslissing van Vivi Film die ik enorm waardeer en waarvoor ik nog altijd heel dankbaar ben. Maar hieraan hing natuurlijk een prijskaartje vast en de financiële injectie van het VAF dekte die kost niet volledig. Vandaar de nood aan extra budget die we gelukkig konden ophalen via de reeds genoemde crowdfunding (lacht).
Ben je persoonlijk tevreden over de werking van het VAF?
Alexander: Geen klachten (lacht). Het is natuurlijk wel zo dat This No Land niet de eerste kortfilm is die ik heb ingediend bij het VAF. Ik weet het niet precies meer, maar ik denk dat het mijn derde filmproject op rij was. Vóór ‘This No Land’ werden al mijn ingediende projecten afgewezen voor enige financiële steun. This No Land is dus de eerste kortfilm die ik heb gedraaid met steun van het VAF en daar ben ik blij om. Het was de best mogelijke film om alle do’s en don’ts van het filmmaken aan den lijve te ondervinden. Daar ben ik het VAF, inclusief zijn eerdere negatieve beslissingen, heel dankbaar voor.
Klopt het dat je zo’n 15 000 euro te kort kwam voor de opname van de finale in het tankstation?
Alexander: Dat klopt. Niet enkel omdat het ‘tankstation exterieur’ zich in Spanje bevond, maar ook omdat het ‘tankstation interieur’ in Eeklo lag en volledig moest worden omgebouwd om te matchen met de Spaanse western-setting. Via crowdfunding hebben we in totaal 20 000 euro opgehaald, meer dan we beoogden (glimlacht).
Hoeveel bedroeg het totale budget?
Alexander: Het exacte bedrag weet ik niet meer precies, maar met de VAF-steun, de tax shelter en de crowdfunding samen moet het ongeveer zo’n 100 000 euro geweest zijn, althans dat denk ik toch (lacht).
Hoe is die crowdfunding concreet verlopen?
Alexander: Heel goed. Het was de eerste keer dat ik met een project deelnam aan een crowdfundingcampagne. Het oorspronkelijke doel was om 15 000 euro in te zamelen. Niet min toch. Met het core-team (Viviane, Veerle, productieleider Perry de Loor, Jean Ryckebosch en ikzelf) hebben we een maand intensief ingezet op het verspreiden van visueel aantrekkelijke en enthousiasmerende content via e-mail en Facebook. Met de hele cast hebben we korte promo-filmpjes gemaakt waarin we de film uiteraard prezen (lacht). Veerle en ik draaiden ook nog een kort en ludiek introductie-filmpje met western-knipoogjes om de mensen wegwijs te maken in het hoe en waarom van sponsoren via Hello Crowd. Ik vermoed dat dat allemaal heeft geholpen om ons doel en nog meer dan we beoogden, te halen.
Je bent scheepgegaan met Veerle Appelmans en Perry de Loor van het Brusselse Vivi Film, een indie-productiehuis dat al heel lang actief is en die met Les Triplettes De Belleville en The Secret Of Kells drie Oscar-nominaties op zijn naam heeft. Niet niks natuurlijk, maar vertel eens hoe je dat is gelukt?
Alexander: De in Kortrijk geboren Viviane Vanfleteren is het boegbeeld van Vivi Film. Toen ik in 2007 afstudeerde aan het RITCS contacteerde ze me met de vraag of ik ‘making-off’- beelden kon draaien tijdens de Vlaamse voice-dubbing van de Ierse animatiefilm The Secret Of Kells.
Michaël Pas stond in voor deze regie. Ik had het genoegen om Jan Decleir aan het werk te zien van heel dichtbij. Een indrukwekkende ervaring. Een jaar later was ik regieassistent bij een kortfilm die Viviane producete en daarna van de langspeelfilm Quichote’s Eiland, de eerste fictie-langspeler voor Vivi Film met de grote Nederlandse acteur Jeroen Willems die onder meer al met Steven Soderbergh Ocean’s Twelve had gedraaid, in de rol van Quichote, Sans vader en DOP Danny Elsen achter de camera. Opnieuw een fantastische ervaring. Met Viviane klikte het meteen en nog steeds trouwens. West-Vlamingen onder elkaar zeker (lacht). Temeer ben ik al van kindsbeen af een enorme fan van animatiefilm. Ik heb dan ook grote bewondering voor Viviane en haar indrukwekkende internationale animatiefilm-palmares. Toen Jean Ryckebosch en ik met This No Land bij haar aanklopten, liet ze zich bijstaan door producer Veerle Appelmans en productieleider Perry de Loor, die samen heel gemotiveerd hun schouders onder onze film hebben gezet. Het bleek een zeer fijne samenwerking waarin vooral ik als regisseur héél veel heb geleerd. Een beetje een ‘crash course in professional filmmaking’ (lacht).
Kan je de titel This No Landeens verklaren?
Alexander: De film heette oorspronkelijk Disneyland, maar om nogal voor de hand liggende juridische redenen konden we die titel niet gebruiken (lacht). We hebben toen een brainstormsessie gehouden om een variant op de titel te vinden met nog liefst van al een western-touch. Ik denk dat we daarin zijn geslaagd.
Waarover gaat de film precies volgens jou?
Alexander: Wat mij persoonlijk het meeste aansprak aan Jean zijn scenario was het personage van Opa Sudoku en zijn onvermogen om met het verlies van zijn kleindochter om te gaan en daar nogal onethische gevolgen aan te geven: hij kidnapt een meisje en neemt haar mee naar Disneyland, een belofte die hij met zijn kleindochter nooit heeft kunnen waarmaken. Voor mij gaat de film over verlies en daar als mens van vlees en bloed moeilijk mee te kunnen omgaan.
Waarom heb je het scenario niet zelfgeschreven?
Alexander: Ik zie mezelf als regisseur, niet als scenarist. De kortfilms die ik eerder bij het VAF heb ingediend, heb ik allemaal zelfgeschreven. Vermoedelijk daarom kreeg ik telkens een negatief antwoord van de beoordelingscommissie (grijnslachje). Begrijp me niet verkeerd, ik schrijf dolgraag en ik ben vandaag een veel betere scenarist dan pakweg drie jaar geleden. Liefst van al zou ik Win for Life scoren want dan zou ik in de mogelijkheid zijn ganse dagen aan eigen scenario’s te sleutelen om die dan daarna te regisseren. Maar ik ben zelfstandig en ik moet mijn eigen projecten ‘verdienen’. Dat is niet altijd gemakkelijk. Schrijven kost mij enorm veel moeite, discipline en tijd.
Ik vind het zeker de moeite en de discipline heb ik, maar als ik ook de tijd moet inleveren die ik normaal gezien maandelijks spendeer om de commerciële opdrachten te realiseren, dan verhonger ik binnen de maand. Dankzij This No Land heb ik ontdekt welke positie ik het liefste inneem: meeschrijvende regisseur, waarbij een ervaren en getalenteerde scenarist het grote schrijfwerk op zich neemt terwijl ikzelf als stuwend klankbord fungeer. Zo hebben Jean en ik het scenario van This No Land afgewerkt en zo werk ik momenteel aan het scenario van een langspeelfilm samen met een getalenteerde co-scenariste. Het jeukt toch altijd om zelf te schrijven en dan offer ik de tijd die ik niet heb tóch op om mijn volgende kortfilm op papier te zetten. Ook wat nooit wordt verfilmd trouwens want dat beschouw ik dan als een goede en vooral nuttige schrijfoefening. ‘Great writers just write badly more often’, las ik ooit. Ik geloof in dat adagium. Ik laat me daarenboven ook steeds bijstaan door getrainde scenaristen voor feedback. Ik vind scenarioschrijver een fantastisch beroep en ik omring me dolgraag met scenaristen. Uiteindelijk sta ik het liefst van al op de set als regisseur. Dan ben ik compleet in mijn element. Mijn droom is toch wel om ooit een film te regisseren die ik volledig zelf heb geschreven. Ik heb enorm veel respect voor filmmakers als Paul Thomas Anderson, Martin McDonagh en Alfonso Cuarón, klasbakken die hun eigen films schrijven én regisseren. Maar ik moet nog veel oefenen, op mijn bek gaan en me vooral blijven profileren als regisseur (glimlacht).
Je hebt al enkele keren verwezen naar Jean Ryckebosch, de scenarist van This No Land, maar wie is hij eigenlijk? Waarom wou je uitgelezen een ‘verhaal’ van zijn hand verfilmen?
Alexander: Ik leerde Jean kennen dankzij het scenario van This No Land dat mij werd toegestuurd door Jeannice Adriaansen. Hij had het scenario geschreven in haar scenario-cursus. Twee van Jean zijn kortfilmscenario’s zijn intussen verfilmd en een derde is momenteel in productie, opnieuw bij Vivi Film. Ik hou van zijn stijl. Hij is een echte krak op het vlak van het neerpennen van uitstekende dialogen. Hij heeft beslist ook een goed gevoel voor komische timing. En hij weet perfect hoe kortfilms maximaal aanslaan. Noteer alvast zijn naam want we gaan in de toekomst zeker nog van hem horen.
Wat trok je dan zo speciaal aan in zijn This No Land-verhaal?
Alexander: De ambitie, de dialogen, de rock ’n roll, de kleurrijke personages en de intelligente mix van genres. Het leek mij de ideale uitnodiging om als regisseur veel uit te proberen. This No Land heeft enerzijds zijn visuele roots in de filmgeschiedenis, maar toch een eigen stijl en karakter. Ik kon er mijn liefde voor cinema helemaal in botvieren.
Wat zijn volgens jou de centrale thema’s in This No Land?
Alexander: Rouw, verlies, eenzaamheid, sociaal isolement, ouderschap versus vrouwenemancipatie en de polemiek rond homoseksuelen die een kind willen adopteren. Vervolgens de drie verhaallijnen die dooreenlopen en die je moeiteloos kan rubriceren onder de noemer ‘kinderwens’. De drie duo’s die voorkomen in de film worden in een of andere vorm geconfronteerd met de kinderwens. Opa Sudoku wil zijn overleden kleinkind terug, de man van het hetero-koppel wil aan kinderen beginnen terwijl zijn lief nog van haar vrijheid wil genieten en het homokoppel wil een kind adopteren, maar dat blijkt een nogal moeilijke ‘bevalling’ te zijn (lacht). Jean zei me ooit: “Je kan op drie manieren een kind krijgen: of je maakt er eentje, of je adopteert er eentje, of je steelt er eentje” (schaterlacht). Dat was dus het centrale idee van This No Land.
This No Land is qua genre moeilijk te definiëren. Spontaan zou ik het een mix noemen van een spaghettiwestern, een roadmovie en een mozaïekdramedy. Hoe zou jij zelf je film omschrijven?
Alexander: Niet veel beter dan dat (knipoogt). Inderdaad een absurde Vlaamse spaghettiwestern slash roadmovie.
Sommige scènes en situaties zijn ronduit vette knipogen naar illustere ‘voorbeelden’ uit de recente filmgeschiedenis. Was dit de expliciete bedoeling of heb ik het totaal mis?
Alexander: Mijn visuele inspiratiebron was Akira Kurosawa’s Yojimbo uit 1961, een verbluffend meesterwerk dat Sergio Leone in Per Un Pugno Di Dollari in 1964 schaamteloos heeft gekopieerd. Naast de verhaallijn zijn ook een tiental iconische shots uit Leone’s western exacte replica’s van shots uit Yojimbo. Ook Tarantino gaat nog voor elke film die hij maakt, shoppen bij Yojimbo, vandaar de onafwendbare vergelijking met Tarantino. Maar we hebben ons dus door Kurosawa, Leone en ook wel de Coen-broers laten inspireren zeker wat betreft ons camerawerk, het gebruik van bepaalde cameralenzen en de beeldcompositie.
Naast Kurosawa’s Yojimbo, heb je dus de mosterd gehaald bij Sergio Leone en Quentin Tarantino?
Alexander: De beeldvoering van This No Land is zeker geïnspireerd door het werk van Sergio Leone, maar samen met cameraman Jorge Piquer Rodríguez heb ik er toch m’n eigen ‘ding’ mee gedaan. Ik wou vermijden dat de film een replica of parodie zou worden van het spaghettiwestern-genre door al te opzichtig te gaan knipogen naar de iconische shots uit pakweg Leone’s Il Buono, Il Brutto, Il Cattivo uit 1966. Dus hebben we vooral het inventief gebruik van cameralenzen en episch camerawerk geïntegreerd in ons eigen absurd universum zonder af te doen aan het ‘intiemere’ drama in de kern van het verhaal. Ik ben heel trots op het camerawerk en de look van de film. Ik vind dat This No Land er uitziet als een ‘film’ en niet als een doordeweekse soapaflevering. Dat zie je niet vaak in kortfilms, zeker niet als ze, zoals This No Land, digitaal zijn gedraaid.
Er steekt een behoorlijke dosis humor in de film. Vind je dit belangrijk? Vroeg het verhaal hier om?
Alexander: Ja, ik vind dat heel belangrijk. Dat is ook wat me aantrok aan Jean zijn scenario. Hij schrijft nu eenmaal grappige dialogen. En ik hou van ironie. Ik denk dat je drama moet brengen met humor en omgekeerd want anders gaat het snel vervelen of wordt het voorspelbaar. Het was vooral een uitdaging om de situationele humor niet te laten verzinken in suffe, karikaturale slapstick die je zo vaak in close up op de Vlaamse televisie ziet.
De film baadt in een vat vol surrealisme, waarom?
Alexander: Dat wordt verklaard op het einde van de film, dus dat ga ik hier niet ‘spoilen’. Het is inderdaad de bedoeling dat je je bij het bekijken van This No Land afvraagt in wat voor wereld je beland bent? Oplettende kijkers – die je vooral tussen het festivalpubliek vindt – pikken dat op en genieten daarvan. Maar er zijn natuurlijk mensen die het surrealisme niet appreciëren of begrijpen en de film halfweg opgeven. Dat is een risico. Het einde van de film verklaart het nochtans, maar je moet tijdens de eindgeneriek toch nog zelf even wat puzzelen. Niet iedereen vindt dat tof, jammer.
Steekt er een boodschap in de film? Indien, ja, welke?
Alexander: Centraal in de film staat een opa die het verlies van zijn kleindochter niet kan verwerken. Alles wat we in de film zien, is daar in feite een gevolg van. Concreet: onverwerkt verdriet dat leidt tot wanhoopsdaden. Voor de rest heb ik gemerkt dat mensen er hun eigen boodschap uithalen. Dat vind ik wel heel fijn.
Het script rammelt her en der en de personages missen wat diepgang en background. Zijn dit terechte kritische bedenkingen of ben ik een vervelende muggenzifter?
Alexander: Nee, want dat zijn terechte opmerkingen. Als je het oorspronkelijke scenario naast de afgewerkte film legt, merk je een frappant verschil. Beide staan ver van elkaar. Ons scenario was veel meer gestoeld op een flashback-structuur, waarbij we het eerste duo personages introduceren en volgen. Daarna cutten we plots naar ’10 minuten eerder’ om het volgende duo personages te introduceren en we herhalen dit principe nog eens voor een derde keer.
Binnen die flashbacks lasten we dan subtiele of minder subtiele overlappingen in tussen de verschillende verhaallijnen. Denk hierbij trouwens aan de fameuze winkel-sequens uit Tarantino’s Jackie Brown. Daardoor wordt de spanning bewust en sterk opgebouwd richting de climax waar de drie duo’s met elkaar worden geconfronteerd in een tankstation. Ik beken: dat had dus effectief een behoorlijk Tarantino-gehalte. Jammer genoeg en tot mijn grote ontzetting, bleek dit niet te werken in de montage. De film was véél te lang, slabakte te veel en tegen dat we het derde duo hadden geïntroduceerd in hun eigen verhaallijn, waren we het eerste duo al vergeten. Als dan de climax in het tankstation aanbrak, was er helemaal geen connectie meer met de hoofdpersonages en werkte bijgevolg ook de ‘twist’ aan het einde niet.
Deze onverwachte vaststelling bezorgde me een zwarte dag voor mij. Of eerder zwarte weken (grijnst). Het zag er op dat moment naar uit dat ik gewoonweg geen film meer had. Gelukkig had ik topmonteur en goede vriend Mathieu Depuydt aan mijn zijde. We hebben samen maandenlang intensief gezocht naar een alternatieve vertelstructuur waarin we toch snedig heen en weer konden cutten tussen alle verhaallijnen zonder de hoofdpersonages en het centrale drama uit het oog te verliezen. We lieten de flashback-structuur vallen, plaatsten de drie verhaallijnen simultaan in het hier en nu en we cutten carrousel-gewijs in het rond. Vreemd genoeg ontdekten we zo dat de film in feite meer draaide rond Opa Sudoku dan rond het kleine meisje Laura met wie onderweg is naar Disneyland. De focus kwam te liggen op een ander personage dan we oorspronkelijk hadden beoogd. Dit was de grootste ontnuchtering want dit betekende dat de eindscène, dus deze na de twist, niet meer bruikbaar was en dat was net onze moeilijkste draaidag geweest (lacht binnensmonds). Gelukkig – en opnieuw alle lof voor Vivi Film – werd beslist dat ik een nieuw einde mocht schrijven en draaien met extra budget en een kleine crew.
De nodige acteurs en crew werden opnieuw opgetrommeld, dezelfde locaties vastgelegd en opgetooid voor de film en ik mocht nog twee dagen regisseren. Dat einde zit nu in de film en ik ben er heel fier op. Voor Jean was het initieel wel een shock toen hij vaststelde hoe ver onze film uiteindelijk verschilde van zijn oorspronkelijke scenario. Hij was wel elke dag aanwezig op de set en heeft hij er gelukkig snel vrede mee kunnen nemen. De film is afgewerkt met zijn zegen en daar ben ik toch ook erg blij om. De kritiek op het scenario is dus zeker terecht, maar mag niet op Jean zijn schouders worden gelegd. Ik neem als regisseur alle verantwoordelijkheid voor het ‘rammelende’ scenario op mij.
Het landschap speelt een heel belangrijke rol. Je bent naar Spanje getrokken en daar de prachtige landschappen gevonden die je in de film wou. Op welke locaties heb je allemaal gefilmd?
Alexander: Alle exterieurs, behalve die in de laatste scène, zijn gedraaid in en rond de beroemde Tabernas-woestijn in Almería, Spanje. Zoals in elke western is het landschap in This No Land eigenlijk ook een personage. Oorspronkelijk zou DOP Robrecht Heyvaert de film draaien. Hij had bij Vivi Film al gepusht om in Almería te gaan filmen want hij was er geweest en had natuurlijk de plekken bezocht waar Sergio Leone zijn westerns heeft gedraaid. Hij toonde ons zijn foto’s van een aantal sets uit Leone’s films die daar in de Tabernas-woestijn nog volledig in tact én intact, staan. Adembenemend.
Maar toen werd plots de draaiperiode voor Patser van Adil El Arbi en Bilall Fallah, met een maand naar voor geschoven en dit overlapte onze draaiperiode in mei-juni 2017. Met spijt in onze harten hebben Robrecht en ik de prille samenwerking moeten stopzetten. Maar dankzij onze research in Almería kwamen we Jorge Piquer Rodríguez op het spoor, een Spaanse cameraman uit die streek die in Brussel woont. We hebben elkaar gecontacteerd en ontmoet.
Het klikte meteen. Hij wou absoluut de film doen en werd uiteindelijk een vitale pion in het hele productieproces van de film. Voor de start van de opnames in Spanje zijn we samen twee weken bij zijn ouders gaan logeren om dag in dag uit de streek te verkennen, locaties te spotten, mensen aan te spreken en productie-deals te sluiten.
Op tien dagen tijd hebben we ter plekke de hele productie op punt gezet, met hulp van enthousiaste locals en getrainde filmprofessionals, terwijl het productieteam aan het thuisfront de financiële en logistieke kant in goede banen leidde. Dat was enorm stresserend, maar tegelijk ontzettend plezant en spannend. Jorge en ik bezochten intussen Fort Bravo, een soort western-pretpark waar een hele commune nog volhoudt dat Sergio Leone nooit “Cut!” heeft geroepen aan het einde van de opnames van C’era Una Volta Il West (lacht). Je waant je daar echt in een soort armtierige versie van ‘West World’. Hilarisch en fascinerend tegelijk. Daar konden we uiteindelijk enkele paarden huren. Eind mei 2017 kwam dan de hele ploeg overgevlogen naar Almería om de exterieure opnames van de film op vier dagen tijd in te blikken. Werkelijk een fantastische tijd. Toen we het tankstation in Almería terug achter ons lieten, stond de crew van de Britse Netflix-televisieserie Black Mirror al klaar om op dezelfde locatie de laatste aflevering van het vierde seizoen in te blikken.
Waarom ben je specifiek in Spanje gaan filmen?
Alexander: Omwille van de western-setting, de link met Sergio Leone, het was de thuisstreek van cameraman Jorge en omdat Spanje nog wel relatief dichtbij is. Het grootste deel van de ploeg is met het vliegtuig gekomen, terwijl de camera- en decorploeg met twee grote materiaaltrucks kwam afgereisd.
Het knappe camerawerk van Jorge Piquer Rodriguez is opvallend. Je hebt al enkele keren zijn naam laten vallen, maar waarom heb je hem uitgekozen als je DOP?
Alexander: Zoals ik al zei is Jorge ingevallen omdat onze oorspronkelijke cameraman Robrecht Heyvaert niet langer meer beschikbaar was. Hij had me Contre Champ, de vorige kortfilm waarvan hij de DOP was, bezorgd. Na het zien van deze film was ik meteen overtuigd van zijn talent. Ook zijn kennis van en liefde voor zijn geboortestreek waren zeker troeven die ik met beide handen moest grijpen. Ik heb mijn film samen met hem gestoryboard en toen bleek al dat hij heel goed begreep waar ik met de cameravoering naartoe wilde. Bovendien is hij ook professioneel colorgrader en omdat het kleurenpallet van deze film uniek moest zijn, kon hij dit al integreren in zijn belichting op de set. Jorge heeft de film visueel echt naar een hoog niveau getild. Van die kerel gaan we beslist nog knap werk te zien krijgen.
Ook de muziek van Kostas Panagiotou neemt een primordiale plaats in. Heel bewust neem ik aan?
Alexander: Jazeker. Het is fijn dat je de muziek hebt opmerkt, want in feite is er maar heel weinig soundtrack in deze film te horen. Maar Kostas is een rastalent en een muzikale duizendpoot. Hij heeft maar vijf seconden nodig om je met een simpele melodie aan het scherm gekluisterd te houden. Grappige anekdote: helemaal in het begin, toen ik nog jong en naïef was, heb ik getracht om Ennio Morricone te kunnen klissen voor de soundtrack. Ik dacht, we kunnen maar proberen. Via een paar kanalen zijn we uiteindelijk tot bij zijn zoon en manager Giovanni geraakt. Hij liet me in een heel vriendelijke e-mail weten dat de Maestro voor de komende twee jaren druk bezig was, dus dat het qua timing een beetje ongelukkig uitkwam. Toch bedankte hij me vriendelijk voor de interesse die ik had getoond voor een soundtrack van Morricone te bekomen voor mijn kortfilm (lacht uitbundig).
Kostas Panagiotou heeft ook al de muziek geschreven voor je kortfilm Waar De Pelikaan Landt uit 2015? Hoe heb je hem leren kennen en wie is hij eigenlijk?
Alexander: Waar De Pelikaan Landt was inderdaad mijn vorige kortfilm. Die heb ik moeten draaien met quasi een nul-budget. Iedereen die aan de film meewerkte, heeft dat kosteloos gedaan. Een mooi project en opnieuw een belangrijke, leerrijke speeltuin voor alle betrokkenen. Zo was het ook de eerste keer dat Kostas muziek schreef voor een film. Ik ken hem al een hele poos en onze kennismaking heeft niets met cinema te maken. Kostas is het muzikale genie achter Pantheïst, een internationale Funeral-doom-metal band met roots in Antwerpen. Ik ben nu eenmaal grote fan van het funeral-doom-metal-muziekgenre en Pantheïst staat al sinds hun eerste demo uit 2001 helemaal bovenaan mijn lijstje.
In januari 2012 speelde de band een liveshow met de Finse band Skepticism in de St. Giles in the Fields Church in Londen. Ik heb die gig daar meegemaakt. Een fenomenale ervaring. En tot mijn grote verbazing was het Kostas die me enkele weken nadien een berichtje stuurde via Facebook met de vraag of ik voor Pantheïst geen videoclip wou draaien. Een geschenk uit de donkerste uithoek van de hemel (lacht). Sindsdien zijn we goede vrienden. Ik ben heel hovaardig op zijn muzikale bijdrage aan mijn kortfilms. Hij was zelfs op de première van This No Land tijdens het Filmfestival van Oostende. Hij was helemaal vanuit Sloug, zijn woonplaats in de UK, naar Oostende gereisd. Topkerel.
Ook de knappe en visueel sterke filmposter spreekt boekdelen. Wie heeft die gemaakt?
Alexander: Ik heb die met potlood geschetst tijdens de brainstormsessie voor de nieuwe titel en Jean heeft er toen zijn Photoshop-skills op losgelaten. De inspiratie voor de poster van This No Land komt van Francis Ford Coppola’s affiche voor Apocalypse Now en niét – ik herhaal: NIET (luidkeels) – van De Kolonisten Van Catan-speldoos. Ik háát dat spel (bulderlach).
Hoe is de casting verlopen?
Alexander: Alle acteurs die ik heb aangesproken, waren vol lof over het scenario. Dan gaat de casting vlot, ondanks het feit dat ik voor de meesten een nobele onbekende was. De belofte om in Spanje te gaan filmen, is natuurlijk ook een goeie kaart om te trekken (lacht).
Heb je alle acteurs kunnen strikken die je aanvankelijk in gedachten had?
Alexander: Op één na wel. Ik heb met Peter Van den Begin even gebeld omdat ik hem in een bepaalde rol zeker zag, maar dat is uiteindelijk niet kunnen doorgaan wegens zijn te drukke agenda. Maar ik ben héél blij met alle acteurs. Ik had nooit durven dromen zo’n reeks klasbakken voor de lens te kunnen krijgen. Dat heb ik volgens mij alweer volledig te danken aan Jean zijn scenario.
In de rol van de grootvader herken ik Patrick Pevenage, hij is een voormalig monument van het Gentse amateurtheater en ken ik nog van zijn rol in Didier Volckaerts enige langspeelfilm Quixote’s Eiland. Waarom hij en was hij je eerste keuze?
Alexander: Meer zelfs: Patrick was de eerste acteur die ik voor This No Land bij Vivi Film voorstelde. Ze herinnerden hem nog van zijn geslaagde medewerking aan Quichote’s Eiland. Ik had hem toen ook al voor die film gecast, maar daar was zijn rol nogal beperkt. Deze keer wou ik hem voor de hoofdrol van Opa Sudoku. Ik had hem al een paar keer op de planken bezig gezien in het Gentse amateurtheater en telkens bleef zijn overtuigende, integere spel en melancholische blik bij me hangen.
De perfecte keuze om een oude, eenzame en door verdriet verteerde man te spelen die een kind kidnapt zónder dat hij meteen wordt aanzien als een pedofiel of psychopaat. Hij straalt bovendien een geruststellende uitnodiging tot empathie uit. Dat was bijzonder belangrijk voor mezelf en uiteraard ook voor de film. En door zijn imposante snor is hij gewoon geboren om ooit een cowboy te spelen (lacht). Hij was enorm zenuwachtig om samen met mensen als Peter Van den Eede, Titus De Voogdt en Robrecht Vanden Thoren te werken, maar ik geloofde in hem en hij gaf take na take het beste van zichzelf. Een ongelooflijke, dankbare acteur en heel fijne, warme mens.
Hij wordt inderdaad geflankeerd door gereputeerde Vlaamse klasbakken als Peter Van den Eede, Titus De Voogdt, Robrecht Vanden Thoren, Tom Ternest en Anne-Laure Vandeputte. Hoe heb je hen weten te strikken?
Alexander: Dankzij het scenario. Tom Ternest ken ik goed uit het West-Vlaamse theaterwezen en ik wou al lang eens met hem werken. Jammer genoeg is zijn rol drastisch gereduceerd in de montage. Sorry, Tom, maar dat is nu eenmaal het risico van de job natuurlijk. Ik wil nog stééds met hem werken. Dat zit er nog wel aan te komen want hij is een fantastische protagonist. De andere acteurs kende ik niet persoonlijk. Het was ontzettend leerrijk om met zo’n gevarieerde bende acteurs – professionals, amateurs, debutanten, jong, oud – een film te kunnen en mogen maken (knipoogt).
Gaan acteurs van dit kaliber niet aan de haal met het leeuwenaandeel van je budget?
Alexander: Dat valt behoorlijk mee. Ik stond erop dat iedereen die aan de film meewerkte zou betaald worden. Ik heb in het verleden genoeg no-budget kortfilms gedraaid. Nu moest iedereen zeker worden betaald. Dat werd geapprecieerd, al werd vrijwel zeker iedereen betaald onder de prijs, inclusief de producers én de regisseur (glimlacht). Een kortfilm maak je niet voor het geld. Er valt in feite niets te rapen behalve dan gedeelde liefde voor cinema, een nieuwe ervaring en hopelijk een goed eindresultaat. Dat is wat de hele ploeg motiveerde en met elkaar verbond. De sfeer op de set was heel goed. Ik herinner me nog levendig de laatste draaidag in Spanje. De dag ervoor hadden we alle shots gedraaid met Robrecht Vanden Thoren in de auto.
De volgende ochtend zouden we – op hetzelfde tijdstip, wegens de stand van de zon – alle tegenshots met Anne-Laure Vandeputte draaien. Maar het noodlot sloeg toe: de camera weigerde dienst na de eerste take. Een software-fout in de camera waardoor het niet meer geoorloofd was om nog verder te filmen. Meteen werd een vervangcamera besteld, maar die moest vanuit Madrid komen met de auto, dus die zou pas ’s avonds ter plekke arriveren. Ik zat met de handen in het haar.
We moesten nog een hele dag draaien en de dag erna was gepland dat iedereen terug naar huis zou keren. Veerle en Perry hebben toen een ware heldendaad verricht en op een uur tijd geregeld dat een deel van de cast en crew nog een dag extra kon blijven.
Dit betekende weliswaar een dag voorbereiding minder voor de driedaagse shoot in Vlaanderen die erop volgde, maar naar terugkeren naar
België zonder alle shots te hebben gedraaid in Spanje, was gewoon geen optie. Ik herinner me vooral het moment waarop Patrick, Lisa, Anne-Laure en Robrecht, de vier acteurs die nog nodig waren op de extra draaidag, mij met een gemoedelijke blik duidelijk maakten dat ze zouden blijven tot alles ‘erop stond’, no matter what. Dat zijn de kleine momentjes die je voor altijd bijblijven.
Het was duidelijk een positieve ervaring om met hen te kunnen werken?
Alexander: Een enorm positieve ervaring. Geen twee acteurs zijn gelijk. Ze hebben allemaal hun eigen werkwijze, eigen manier van concentreren, eigen gevoel voor humor, enz. Sommige moet je wat meer in de watten leggen dan andere, maar de hele acteursbende was super-professioneel, ook Lisa, die pas 8 jaar was toen de film werd gedraaid. Een ongelooflijk getalenteerd kind.
Hadden zij inspraak in de uitbouw van hun respectieve personages?
Alexander: Zeker. Een film maak je niet alleen. Iedereen brengt ideeën aan en wil ook de best mogelijke film maken. Zeker de acteurs want zij moeten zich – figuurlijk en soms ook wel letterlijk – blootgeven voor de camera. Dus ik wil altijd vooraf checken wat ze van het scenario en van hun rol vinden, hoe ze hun personage zien, of er dialogen zijn waar ze geen fan van zijn of ze er iets willen aan toevoegen of schrappen. Het belangrijkste werk gebeurt eigenlijk vooraf, tijdens de kennismaking en de repetities, als daar tijd en geld voor is uiteraard. Op de set is er weinig tijd om nog te improviseren of zaken aan te passen. Daarom nodig ik de acteurs vooraf altijd uit om hun feedback te geven en om zaken uit te proberen tijdens repetities. Ik zie hen graag bezig. Daarom regisseer ik af en toe ook theater. In die hoedanigheid kan echt heel dicht bij de acteurs komen.
Je hebt het al gehad over het talent van de Lisa Lelieur die de rol vertolkt het jonge meisje. Hoe en waar heb je haar ‘gevonden’?
Alexander: We hebben casting-sessies gehouden met Ann Willems van Anntourage. Ik denk dat we zo’n twintig meisjes hebben getest tussen 6 en 11 jaar. Al gauw bleek dat Lisa, die toen 8 was, er bovenuit stak wegens haar intelligentie, humor en open blik. Toen we er Patrick Pevenage bijhaalden voor de laatste casting-sessie, klikte het ook meteen tussen hen. Ze zijn tijdens de repetities en de opnames heel nauw naar elkaar toe gegroeid. Dat was mooi om zien en het heeft Lisa zeker geholpen op vlak van focus en energie.
Er wordt vaak gezegd dat filmen met kinderen geen sinecure is. Wat is jouw ervaring hieromtrent?
Alexander: Vlekkeloos. Haar ouders waren steeds aanwezig en dat zijn enthousiaste supporters van alles wat Lisa en haar jongere zus doen, van turnen tot acteren tot korte animatiefilmpjes maken met vaders smartphone. Een warm gezin waarin veel energie heen en weer knalt. Dat maakte dat de opnames voor Lisa één grote rollercoaster waren waar ze veel positieve energie uit puurde. En opnieuw, Patrick Pevenage was er steeds bij en die twee vormden een hecht duo. Als je met kinderen werkt, moet je hen vooral niet als kinderen behandelen. Je moet ze benaderen zoals je elke acteur benadert; met respect, open en eerlijk. Dan wordt het veel makkelijker en leuker om ze op de set uit te dagen en te pushen. Kinderen zijn enorm flexibel. Je moet er gewoon iets meer tijd in investeren dan in volwassen acteurs. Maar dat loont.
Je bent duidelijk een sterk acteursregisseur. Wat is je geheim?
Alexander: Regisseren is vooral goed kijken en goed luisteren. Geloof ik wat ik zie? En dan in dialoog gaan. Ik ben niet iemand die zegt hoe het moet gespeeld worden. Ik laat het uit de acteurs zelf komen. Zo laat ik me door hen verrassen en kan ik steeds met een frisse blik naar de scène kijken. Het moeilijkste is een goed evenwicht vinden tussen de acteur ‘vrij spel’ geven en hem of haar dan ‘vangen’ met de lens. Het grote voordeel van professionele acteurs is dat ze me vragen op welke lens er voor dit of dat shot wordt gedraaid. Een closer shot speelt anders dan een ruimer shot. Patrick bijvoorbeeld was daar veel minder mee bezig. In het begin speelde hij alsof hij voor een volle zaal op de planken stond dus daar moest ik hem wat indijken. “Een beetje kleiner, Patrick”, heb ik aanvankelijk verschillende keren moeten herhalen. Hij was er gelukkig wel snel mee weg (lacht).
Als je je film terugziet, wat zou je nu anders doen of ben je 100% tevreden met het eindresultaat?
Alexander: 100% tevreden zijn, bestaat niet. Wat ik anders zou doen? Ik denk, het verhaal simpeler houden. Minder personages, focussen op één centraal idee, rechtlijnig vertellen en meer ruimte laten voor improvisatie, spontaniteit en poëzie. Ingang zoeken voor meer persoonlijke toetsen. Ik ben trots op This No Land, maar ik weet dat het een betere film had kunnen zijn als ik meer ervaring had gehad. Anderzijds zal dan weer dankzij deze ervaring mijn volgende film beter zijn. Concluderend durf ik toch stellen heel tevreden te zijn met This No Land (lacht).
Wat is je mening over de kortfilm tout court in het Belgisch en internationaal filmgebeuren?Alexander: Het is een verdomd moeilijk medium. Af en toe pik ik een kortfilmprogramma mee op een filmfestival en ik vind het toch straf hoe zelden het voorvalt dat ik een kortfilm écht goed vind, of die nu Belgisch of internationaal is, fictie of animatie. Vaak zijn het aspecten die heel goed zitten zoals onder meer de acteurs, of het concept, of – zoals in het geval van This No Land – de cinematografie, maar héél zelden valt alles toch mooi samen tot een noemenswaardige kortfilm. Ik heb dat zelfs met Oscar-genomineerde kortfilms. Ik begrijp soms niet goed wat de criteria zijn voor selectie bij jury’s.
Wat zou jij graag verandert zien in ons huidig beleid of ‘de behandeling’ van kortfilms?
Alexander: Je moet tegenwoordig al de Gouden Palm winnen op Cannes om je kortfilm eens op televisie vertoond te krijgen. Dat is jammer. Wie kortfilms wil zien, moet naar kortfilmfestivals gaan. Dat is op zich steevast een fantastische beleving, maar wel een nogal beperkt aanbod voor de makers van de weet-ik-veel-hoeveel kortfilms die hier elk jaar, met of zonder budget, worden gedraaid. Het is in feite een ondankbaar medium, tenzij je met je film potten breekt en prijzen wint. Dan moet je hopelijk maar één keer een kortfilm maken (lacht).
Hoe belangrijk zijn bijvoorbeeld het Leuven Internationaal Kortfilmfestival en het Brussels Short Film Festival?
Alexander: Uitermate belangrijk. Die evenementen zijn zowat de enige momenten waarop je kortfilms kan gaan bekijken of waar je je eigen kortfilm aan een publiek kan voorstellen. Als je tenminste wordt geselecteerd. Het is een harde wereld. Gelukkig werd This No Land geselecteerd voor Leuven Kort. Ik schat dat zo’n 500 mensen de film daar hebben gezien. Dat voelt goed. Het is tenslotte daarvoor dat de film wordt gemaakt. Zonder publiek bestaat de film niet.
Je bent met This No Land genomineerd geweest voor beste film op het Leuven Internationaal Kortfilmfestival. Wat betekent dit voor je?
Alexander: Een hele eer. Ik had het eerlijk gezegd niet verwacht. Zoals ik zei, je kan de jury’s en hun criteria voor selectie nooit juist inschatten. Dat This No Land genomineerd werd voor Beste Film was een grote verrassing. We hebben uiteindelijk niet gewonnen, maar de film kreeg een publiek dat heel positief reageerde op de film. Ik heb me bij iedere vertoning tussen het publiek gemengd, om tijdens de projectie ten volle het groepsgebeuren mee te beleven en om er vooral uit te leren. Ik ben Leuven Kort daar heel dankbaar voor.
Heeft deze nominatie je een positieve duw in de rug gegeven op enig vlak?
Alexander: Dit interview bijvoorbeeld (lacht). Voorlopig is het bij die ene nominatie gebleven. Maar de goesting om aan een volgende film te beginnen, is alleen maar gegroeid en ik weet nu al met zekerheid dat die beter zal zijn dan This No Land. Dat heb ik alvast aan mezelf beloofd. “You’re only as good as your next one”, je kent de befaamde boutade natuurlijk en daar geloof ik rotsvast in.
Mocht je beschikken over een droombudget wat zou je dan realiseren?
Alexander: Een trouwe verfilming van James Gurney’s Dinotopia uit 1992. Als kind kreeg ik het boek van mijn meter cadeau en ik blader er nog elke week in. De illustraties van de auteur zijn prachtig en het verhaal prikkelt de fantasie. Er zijn al enkele adaptaties voor televisie verschenen, maar die zijn allemaal compleet verwerpelijk.
Met wie zou je in de toekomst nog graag eens samenwerken?
Alexander: Maakt niet uit, zolang het maar mensen zijn die in mij en mijn film geloven.
Wie zijn je lievelingsregisseurs?
Alexander: Als kind ben ik opgegroeid met de films van Steven Spielberg. E.T. The Extra-Terrestrial uit 1982 is dé film die mijn jeugd heeft gedefinieerd. Later ontdekte ik Scorsese, Kubrick, Coppola en Friedkin. Nog later Tarantino en dankzij hem eigenlijk nog een reeks Italiaanse en Aziatische filmmakers. Natuurlijk ook nog steeds en voor eeuwig Spielberg. Het is ook reikhalzend uitkijken naar de volgende film van Paul Thomas Anderson. Voor mij is hij de beste filmmaker van het moment.
Wat denk je over het recente succes van de Belgische film?
Alexander: Ik vind dat fantastisch. Er loopt ontzettend veel talent rond in ons land. We moeten niet langer onderdoen voor de Europese koplopers zoals UK of de Scandinavische landen. Dat zie je aan de schare Vlaamse regisseurs die naar het buitenland mogen om daar films en reeksen te gaan draaien. Dat is zeker en vast ook mijn betrachting. Let’s see (uitbundige lach).