Subscribe Now
Trending News

Blog Post

DE KEUZE VAN SOFIE VERDOODT
SOFIE VERDOODT (c) Sofie Verdoodt
De keuze van

DE KEUZE VAN SOFIE VERDOODT 

Sofie Verdoodt promoveerde in de kunstwetenschappen met een doctoraat over de films van Aleksandr Sokurov. Ze doceert onder meer ‘experimentele film en video’, ‘kunstgeschiedenis’ en ‘film en geheugen’ aan Sint-Lucas Antwerpen. Daarnaast publiceerde ze twee dichtbundels, Doodwater (2014) en recent Anker Kruis Hart (2023) bij uitgeverij Poëziecentrum. Met bands als Amenra en BARST/Karen Willems maakte ze concept albums met spoken word. Haar gedichten verschijnen regelmatig in tijdschriften en bloemlezingen. Af en toe schrijft ze essays over film en kunst voor magazines en vakbladen. Ze was zes jaar lang artistiek leider van Art Cinema OFFoff, de Gentse cinema voor experimentele film, en artistiek coördinator van Film-Plateau, de filmclub van Universiteit Gent. Hier is Sofie’s keuze.

IL CONFORMISTA (Bernardo Bertolucci, 1970)
It runs in the family…deze klassieker gebaseerd op een eveneens te pruimen roman van Alberto Moravia wordt van oudsher gekoesterd door mezelf en mijn cinefiele broers. Niet in het minst is dit te danken aan de oogstrelende fotografie van Vitorio Storare.
Jean-Louis Trintignant speelt een lafhartige verklikker die meedraait met de fascistische wind in Italië tot hij zelfs zijn grote passie offert op het hakblok van Mussolini. Die ambigue passie voelt hij voor een vrijgevochten balletlerares, gespeeld door Dominique Sanda (we slaken een verrukt kreetje!). Noemenswaardig is ook de verschijning van Pierre Clementi, mijn “fetisjacteur” die telkens weer de meest verdorven personages neerzette. Ik kan nog een uurtje doorbomen over de blauwe kleurfilters, de sensuele decors en kostuums, de absurde humor her en der en de in alle betekenissen van het woord ‘schokkende’ sequentie waarin Marcello Clerici zijn ware aard toont.


LIVING (Frans Zwartjes, 1971)
We blijven in de prille jaren 1970 met de Nederlandse experimentele filmmaker Frans Zwartjes. Tot diens theatrale en radicale oeuvre behoort een vijfluik getiteld Home Sweet Home. Over Living kunnen we het niet hebben zonder de obligate vermelding van Susan Sontag, die dit de beste experimentele film ooit noemde. Zwartjes verkent nog geen vijftien minuten lang met de camera in de hand (maar zonder merkbaar in de camera te kijken) zijn nieuwe woonst die hij zal betrekken met zijn echtgenote Trix. Het duo lijkt in deze ‘huis clos’ innerlijke vervreemding en seksuele spanning te projecteren op de architectuur. Het koppel draagt groteske make-up en af en toe sabbelt Zwartjes raadselachtig op zijn das. De bijzonder aangrijpende, melancholische soundtrack is van Zwartjes zelf.


THE WORLD OF APU/APUR SANSAR (Satyajit Ray, 1959)
Ray is voor een Westers publiek wellicht de meest gekende regisseur uit India en de Apu-trilogie wordt meestal tot zijn beste werk gerekend. In de eerste delen, Pather Panchali en Aparajito, maken we kennis met de jonge Apu wiens kindertijd en coming-of-age in deze twee films centraal staan. In dit derde deel is Apu een twintiger met schrijversambities die door een bizarre samenloop van omstandigheden ijlings in het huwelijksbootje moet treden. We zien hem ook letterlijk in een bootje dobberen, versregels debiterend, dromend van een leven als schrijver zonder verplichtingen. De armoede en het noodlot maken van hem echter een man die zware keuzes moet maken wanneer hij vader wordt. Ray toont de ontluikende liefde tussen het jonge koppel in bloedmooie shots.

 

SCORPIO RISING (Kenneth Anger, 1963)
In mei 2023 overleed Kenneth Anger, enfant terrible van de Amerikaanse naoorlogse avant-garde. Het is moeilijk kiezen uit zijn exuberante oeuvre maar ik heb een boontje voor het geestige en coole Scorpio Rising, een kortfilm die gemonteerd is op een soundtrack van dertien popsongs waaronder Blue Velvet van Bobby Vinton (centraal in de gelijknamige film van David Lynch, zeker en vast een ode aan…). Anger creëerde een universum op zich, waarin queer archetypes heer en meester zijn, van biker boys en mariniers, van glimmende laarzen en blasfemisch iconoclasme. Als aanhanger van Aleister Crowley had hij een flinke slag van de occulte molen, maar telkens in combo met tongue-in-cheek popreferenties, Warholeske close-ups en sexy dress-up parties in technicolor.  Magick!

LETTERS FROM A DEAD MAN (Konstantin Lopushansky, 1986)
Door het succes van series als Chernobyl en het recente The Days op Netflix, merken we dat het ‘tremendum et fascinosum’ voor kernrampen springlevend is. Een topper in de postnucleaire cinema is deze nogal obscure Sovjetfilm, die ik ooit in Nova Cinema zag in aanwezigheid van de regisseur. Naast La Jetée van Chris Marker is dit toch wel de meest impactvolle film over het thema die ik ken. De film zoomt in zwart-wit en vuil sepia in op een groep weeskinderen die ondergronds de Apocalyps overleefd hebben. Hun leider schrijft brieven die nooit hun bestemming zullen bereiken. Ik zie vooral de slotscène voor me van de kinderen die uitgerust met gasmaskers een sombere processie vormen door een woestenij, op zoek naar een toekomst. Lopushansky zit in de gitzwarte euh…nucleus waar ook Aleksandr Sokurov en de super 8-filmers van het necrorealisme zich bevinden, in de periode van de zwanenzang van de Sovjet-Unie.  Check zeker ook zijn al even infernale Visitor to a Museum uit 1989.

Related posts